bestaan, die zoover van elkaar verwijderd moesten staan, dat zij niet beide door de vijand, art. vanuit dezelfde opstelling zouden kunnen worden vernield. Het hoofddoel van de 2e stelling moest zijn: den aanvaller te beletten, na doorbreking der le stelling, zich zijwaarts uit te breiden om zijn succes te vergrooten. Elke stelling moest bestaan uit 2 Iiniën, op 50100 M. van elkaar verwijderd en door talrijke verbindingsloopgraven verbon den. De voorste linie was de hoofdlinie, waarin ook het grootste aantal mitrs, voornamelijk voor flankeerend vuur. Tusschen de beide stellingen moesten mitrs en afzonderlijke vuurmonden worden opgesteld. Een merkwaardigheid was, dat de D. thans weer overgingen tot het systeem van doorloopende loopgraven met sterke bezettingen, een systeem waarvan zij spoedig weer de nadeelen zouden ondervinden en het daarom ook weer opgaven. Bij den volgenden aanvalsslag wilden de Geallieerden rekening houden met de ervaring, dat de 2e linie der D. niet had kunnen worden vermeesterd. Men hield zich daarom wèl aan de beginselen van de instructie van Joffre, doch de aanval werd in de diepte begrensd. Men ging niet verder dan de verovering van de 1ste linie, om daarna den aanval op de 2e linie voor te bereiden, een methode, welke zeer veel tijd vereischte en den D. alle gelegenheid gaf tot het treffen van tegenmaatregelen. 1 Juli 1916 begonnen de Eng. en Fr. den aanval. De verdedi gingsinrichtingen der 1ste stelling werden geheel in elkaar getrom meld. Toch was de bezetting niet vernietigd. Als nieuwigheid in de verdediging verlieten zij waar mogelijk hunne loopgraven om stelling te nemen in de granaattrechters, vóór, achter of zijwaarts. Daarin konden zij lang standhouden. Het was niet mogelijk om déze opstellingen der D. Inf., mitrs en geschut, nauwkeurig aan de art. van den aanvaller bekend te maken, zoodat deze stróoivuur moest aanwenden, hetgeen de verliezen beperkte. Overigens bleef het verdedigingssysteem hetzelfde, n. 1.: tegenstooten, gesteund door in het terrein verspreid opgestelde mitrs en vuurmonden. De kracht, welke de bezetting van den gr.-trechter ontwikkelde, deed de vraag overwegen, of het niet beter zou zijn geen lang- durigen arbeid vereischende verdedigingsinrichtingen meer te maken, daar deze tegen een beschieting toch niet bestand waren en aan vernieling bloot stonden, doordat zij op de door vliegers genomen photos altijd ontdekt werden. Het niet aanleggen van een loopgr. stelsel moet echter om verschillende redenen worden veroordeeld. In de eerste plaats wordt het verband tusschen de onderdeelen van de verdedigende troepen veel geringer; het geven van bevelen, aanvoer en leiden der troepen veel moeilijker, evenzoo de verpleging (ook de geneesk.), hetgeen vooral spreekt bij langdurige bezetting. Door het gebrek aan hindernissen vereischt de veiligheid omvangrijker 507

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 9