reserve b. v. (zie bijlage A, L. N. O.) komt mij ongewenscht voor.
wijl zulk een formatie te weinig diepte heeft. Idem die van bijlage
B (tenzij hier een comp. of Bat. in hooger verband is veronder
steld). Bijlage C geeft m. i. het bewijs, dat de steller daarvan nooit
heeft beoefend: het in schuins voorwaartsche richting verband
houden in pikdonker. Dit is vrijwel onmogelijk. Het 4de Bat. der
figuur zal dan ook beter doen, zijn verbindingsmanschappen
naar de vleugel compn (groene kruisjes der schuine lijnen)
geheel in te trekken, terwijl de vleugel-coinpn met hare binnen-
sectiën dienen te marcheeren precies achter de buiten
sectiën van het voorgaande échelon.
Voorts nog eenige opmerkingen n. a. v. onzen L. N. O.
V e r b i n d i n g s r o 11 e n. Is het wel noodig daarvoor rotten
te gebruiken? (L. N. O. blz. 16, 23, 26 en de bijlagen). Mij dunkt,
dat men heel wel met verbindingsm anschappen kan volstaan,
die elkaar op 5 pas volgen en 5 pas afstand (c. q. tusschenruimte)
van de naaste afdeeling nemen.
Wijze van verband houden (L. N. O. blz. 26 voorl.
al.). Is het wel nóódig, dat door elke afd. èn zijwaarts èn voor
waarts verband wordt gehouden? (over schuinsvoorwaarts ver
band houden zie boven). M. i. niet! Wijl voorwaarts verband hou
den (ook bij versnellen of verlangzamen van het tempo öf bij halt
houden door voorgaande afdn) het gemakkelijkst is, doe
men zulks overal, waar mogelijk. En men late niet dan hoogst
noodzakelijk zijwaarts verband houden.
Gidsen en éclaireurs. Volgens blz. 24 punt .12 L. N. O.
gaan de éclaireurs sluipende vooruit. Hieruit volgt dus eigenlijk
reeds, dat hun tempo niet steeds hetzelfde zal zijn als dat der
colonne, waarmee dus de éclaireurs-afstanden, in de bijlagen aan
gegeven, veroordeeld zijn. Doch ook al, wijl ze de d a g-verken-
ning reeds hebben verricht en daarover reeds rapport uitbrachten,
heeft „aan het Bat. kleven" geen zin. En ten slotte niet, wijl ook
dan al weer voor het bewaren van den juisten .afstand tusschen
haar en de voorste sectiën verbindingsmanschappen zouden moe
ten loopen. Ze behooren m. i. te marcheeren met hun eigen
tempo, los van het Bat., blijvende in de Bat.-strook en daarover
verdeeld. De Bat.-Comdt deele hun in de verzamelstelling mede,
waar ongeveer de ontwikkelings- en de stormstelling zullen komen.
Bij eerstgenoemde stelling hernemen ze tijdelijk het verband, door
zich vóór die lijn te nestelen. (L. N. O. blz. 21, 3de alinea laatste
zinsdeel). In laatstgenoemde stelling wachten ze de linie in.
De gidsen, waarvan punt 12 spreekt, zijn natuurlijk de tac
tische gidsen, dus liefst een of meer der overdag verkend heb
bende offn of onderoffn. Deze loopen dus niet bij de éclaireurs
(patrs), doch, zooals L. N. O. terecht voorschrijft, bij de afdn der
voorste linie. De niet als gids dienende patr.-comdtn kunnen echter
bij de patrs blijven.
591