door den nood der omstandigheden, daartoe benoemd en werden hem bij de conventie van Doullens van 27 Maart 1918 eenige bevoegdheden toegekend, welke bij de conventie van April werden uitgebreid door zijn benoeming tot intergeall. Generalissimus. Daardoor had de zaak, waarvoor reeds in 1916 hard was gewerkt, eindelijk haar beslag gekregen. Pas toen het gevaar zeer ernstig dreigde, werden alle overwe gingen, gegrond op besef van eigenwaarde e.d.m., opzijgescho ven. Tot een centrale oorlogsleiding evenwel kwam men niet, alleen tot een eenheid van bevel op het W. front. Ook bij de Centralen bestond aanvankelijk geen eenheid van co. Dece quaestie was noch vóór, noch bij het uitbreken van den oorlog, onder de oogen gezien. Toen na den Marneslag 1914 von Molkte als chef van den Gen. Staf was vervangen door v. Falken- hayn, meende deze in den bestaanden toestand geen wijziging te mogen brengen, omdat hij daarvan thans, na de ongenade van zijn voorganger, een ongunstigen invloed op den inwendigen toestand van het leger der Donau-monarchie verwachtte, vooral nu het door bloedige nederlagen geschokt was. Wanneer men met geweld die eenheid had doorgedreven, zou zij, naar zijn verwach ting, een vervanging van de hoogste leiders in dat leger ten gevolge hebben en de D. kenden de tegenwoordige leiders met hunne fouten, maar ook met hunne goede hoedanigheden en men wist niet, wie hun vervangers zouden zijn. Bovendien achtte hij thans een wijziging van de bestaande verhoudingen niet bepaald noodig. Onder den druk van de militaire situatie waren de Oostenrijkers toch reeds genoodzaakt in hooge mate rekening te houden met de D. verlangens om het gemeenschappelijk doel te bereiken. Dit gemeenschappelijk doel leidde de beide Gr. Hkwn er toe in elk bijzonder geval met elkaar besprekingen te houden, waarbij de D. echter gewoonlijk het overwicht hadden. v. F. acht dit een noodzakelijk gevolg van de krachtsverhou dingen. Evenwel zal het feit, dat de D. troepen over het algemeen beter streden dan de Oost., meer bereikten, door hun verschijnen een grooten moreelen steun bleken en het feit, dat de D. leiding schitterende overwinningen had weten te behalen tegen zeer groote overmachten, terwijl de Oost. steeds moesten terugwijken, eveneens hebben medegewerkt, om den D. het overwicht te ver schaffen bij die besprekingen. Daardoor waren de Centralen in gunstiger omstandigheden dan de Entente-mogendheden, waar geen sprake was van een zoodanig overwicht bij een der partijen en elk zich onafhankelijk en gelijkwaardig, of meerderwaardig, voelde. Op Bulgarije en Turkije hadden de D. een groot overwicht, van den aanvang af, zoodat, zooals v. F. schrijft: er nooit moeilijkheden waren met de Oppercommando's dier legers, welke in alles de D. inzichten volgden. 613

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 35