638
beter in staat worden gesteld zich zelve en hun gezin afdoende te voeden.
Verder beperke men vooral het aantal vergunningen om té huwen pin de
te ruime gelegenheid hiertoe ligt o i. een cardinale fout. Inderdaad is
juist wat Schr. zegt: de menschen trouwen tegenwoordig om uit de menage
te komen, dit verschijnsel spreekt in meer dan een opzicht boekdeelen.
K. B K zegt: hoe meer menschen in de menage, des te beter, of wel
hoe goedkooper deze kan zijn. Als regel is dit volkomen juist, maar het
gaat toch niet altijd op. Sommige garnizoenen (en dus de menages) wor
den duur, omdat er menages zijn, die bij beperkt aanbod, de vraag naar
een of meer bepaalde artikelen sterk vergrooten, dus de prijzen opdrijven.
Het voeren van menage met weinig deelnemers noemt Schr. een hek
sentoer. Inderdaad is dit een moeilijke, soms niet wel mogelijke zaak. Nu
behoeft en mag zulks niet het geval te zijn. Het Gouvernement huldigt
eindelijk het principe: ,,de voeding voor rekening van den Lande". Voor
sterke menages is hetgeen t. z. wordt verstrekt voldoende (vivres en
toeslag), doch niet geheel en al voor kleinere menages en dus dient het
Gouvernement daar z. n. bij te springen.
Een goede oplossing van het menagevraagstuk dunkt ons, dat van Lands-
wege een menu wordt vastgesteld (waarbij men de noodige surrogaten
kan opsommen, voor het geval een of meer der spijzen plaatselijk niet'te
krijgen zijn). Aan de hand van dit menu voert de c.comdt menage en
brengt den Lande het kostende in rekening. Hij betrekt de ingrediënten
tegen contante betaling, of op maandrekening uit de magazijnen, van de
aannemers of van losse leveranciers en rekent na afsluiting van zijn ma-
gazijns- en zijn kasboek eens in de maand met den kwartiermeesler af.
Is een rekening van een c.comdt herhaaldelijk nogal gepeperd, dan
sture men eens een controleur (Intendant b. v.) op hem af om tekst en
uitleg te vragen; overigens oefent de Korpscomdt af en toe controle uit.
Wie blijken geeft niet in staat te zijn behoorlijk menage te voeren, is niet
voldoende geschikt voor zijn betrekking en late men afvloeien.
Zoo doet men het in het particuliere en dit werkt beter dan een dure
en omslachtige controle, die ten slotte soms nog weinig doeltreffend is
ook.
De Schr. acht de hoeveelheid rijst en zout voor vrouwen en kinderen
te hoog; vermoedelijk zou er inderdaad wel wat van af kunnen, hetgeen
echter wellicht ontevredenheid zou wekken.
Zeer juist zijn o.i. de opmerkingen, die K.B K. maakt over het inkoopen.
De inkoopers zouden zonder eenig bezwaar kunnen vervallen, terwijl een
der menagemeesters voor alle menages zou kunnen inslaan.
Ook Schr. is voorstander van een eenvoudiger systeem van beheer en
wil den c.comdt een vast bedrag (dit lijkt ons niet smeuig genoeg als
stelsel) per deelnemer geven. Verder heeft hij het over: contracten, de
thee en brandhout op certificaat en wil hij den c.comdt dwingen tot een
zuiniger menagevoeren door nauwkeurige schaftorders vast te stellen.
Voor buitenposten betreurt hij het, dat daar door geringe sterkte geen
menage kan worden gevoerd, vooral ook omdat men daar gewoonlijk
beschikt over een groentetuin en een veekraal. O.i. zijn op dergelijke
posten menages niet noodig en zelfs vaak onmogelijk door onvoldoende
„aanbod"; op Atjeh en vermoedelijk ook elders, eet de man op de posten
altijd overvloedig en uitstekend.
En wat groentetuinen betreft, deze rendeeren vrijwel nooit, als men de
werkelijke kosten (geëmployeerd soldaat, dwangarbs) in rekening brengt.
Schr. bepleit het voeren van menage op posten o.m. om deze tuinen
loonend te maken.
De Heer Waal stelde op verzoek van de Redactie een naschrift t. z.
Hij vraagt of het de bedoeling zou zijn de vrouwen en kinderen
kosteloos op te nemen. Inderdaad, als men ze opneemt, dan moet zulks
gratis geschieden, terwijl rijst en zout dan vervallen.