639 ^Inkoopers -acht W. ook overbodig; van gezamenlijken inkoop door een der menagemeesters stelt hij zich niet veel voor, terwijl in tegenstelling met K.B K. hij voorstander is van contracten. O.i. hebben deze hun vöor en hun tegen gelijk alles en is dit in hoofdzaak een vraag van appreciatie. Zoo heeft men b.v. in Bandoeng een zeker niet goedkoop aardappelcontract en kan tegen het z.g. Atjehcontract meenige bedenking worden geopperd. O.m ook in verband met deze quaestie zou het alle aanbeveling verdienen, de Intendanten eens geruimen tijd met het daadwerkelijk voeren van menage te belasten. D.z. werd reeds eenigen tijd geleden den steller van het naschrift aangeraden een voorstel in die richtng te doen. De Heer W. geeft verder een uitleg van de wijze, waarop de menage aan fondsen komt; vrij van gebruikelijke gecompliceerdheid is het zeker niet en ook W. acht haar weinig doelmatig. Hij kondigt t.z. verbetering aan. We vermelden verder, dat opgenomen is de Wet van 2-7-23, omtrent de verhooging der Weduwen- en Weezenpensioenen. Daarna komen nog „Uit Pers en Periodiek" en „Vereenigingsnieuws". Uit dit laatste zij vermeld, dat de afdg Tjimahi zich bezig hield met bespreking der pensioenen, waarbij de quaestie rangs- of diensttijdpen sioenen ter sprake kwam. De afdg Kota-Radja vergaderde over de in trekking van de toelage buitengewesten en over de noodzakelijkheid van opvoertoelagen. 10. OVERZICHT NEDERLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN, door K. Koloniale Studiën, Juni. In dit nummer troffen we een belangrijk artikel aan van Mr. Cohen Stuart, getiteld: „Nieuwe vraagstukken over interna tionale politiek". De schr. vraagt: welken kant gaat hut tegenwoordig uit met Nederland's buitenlandsche politiek? Welken weerslag zal zij hebben •voor de internationale positie van N. I. en voor de ontwikkeling van onze binnenlandsche politiek? Hij geeft een overzicht van hetgeen, te dien aan zien, in het Parlement door den minister en door enkele leden gezegd werd, waarbij vooral het standpunt van den communist Van Ravesteyn de aandacht trekt. Verder bespreekt hij de rassenindeeling door den Amerikaan Studdard gemaakt, welke auteur aandringt op eene aaneensluiting van de blanken, opdat zij aan den, volgens hem dreigenden, ondergang zullen ontkomen. De heer C. H. wijst echter op het typisch Amerikaansche standpunt van St., dat bewijst hoe weinig hij begrijpt van de omstandig heden, waarin de Europeesche volkeren verkeeren en wat die hunne be langen achten. Zoo is eigenaardig het gemak, waarmede St. het opgeven door de Europeanen van hun heerschappij in Azië bepleit, vanwege de billijkheid tegenover de Aziaten, terwijl hij zich ernstig verzet tegen het denkbeeld van immigratie in blanke gebieden door diezelfde Aziaten. De heer C. H komt tot de conclusie, dat het zaak is het Indische regee- ringsbeleid voortdurend te toetsen aan de internationale constellatie. De Militaire Spectator, Juni. De maj. Seyffardt opent dit nummer met een toegepaste studie over het gebruik van de artillerie in de verdediging. Alhoewel, door de van onze organisatie afwijkende indeehng enz deze studie niet rechtstreeks tot ons spreekt, zoo verdient ze toch onze aan dacht, omdat verschillende vraagstukken, die zich ook aan ons voordoen, zooals de verhouding tusschen de hoogere aanvoerders en hunne art. commandanten, de decentralisatie en het weder ter beschikking komen van de art., de samenwerking van Art. en Inf., de munitieaanvulling e. d. geleidelijk ter sprake komen. Dit zijn vraagstukken, die internationaal zijn en nog steeds om oplossing vragen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 61