omtrent: „Evenwel mag men den zin van het laatste lid (van art. 109 R. R.) niet uitbreiden en staat het den Landvoogd b. v. niet vrij een Moslim-Inlander met Europeanen gelijk te stellen"'). „Dat een Inl. of een met hem gelijkgestelde door naturalisatie Nederlander kan worden, wanneer hij aan de vereischten van de wet daarvoor gesteld, voldoet, acht ik (Prof. Kleintjes) niet twijfelachtig" 2). Ten slotte merkt Prof. Kleintjes aan: „De nadere vereischten, waaraan zij, die met Europeanen wenschen te worden gelijk gesteld, hebben te voldoen, hangen af van de wisselende inzichten der wisselende bewindslieden" 3). Bij verruiming dier inzichten is het niet twijfelachtig, of onze warlike races zullen zich haasten het Nederlanderschap deelachtig en zoodoende een waardevolle aanwinst voor de militie te worden. Dan zullen tevens soldatengeslachten, die langer dan een eeuw voor de Nederlandsche vlag hun bloed veil hadden, in de natie, waarvoor zij vochten, worden opgenomen. Wenschen Moslimsche onderdanen het Nederlanderschap, dan staat ook hun de weg open en is het aan de Staten-Generaal hun het pad te effenen. Aldus kome er slechts één militie, een Ned.-Indische en worde de kazerne naast de school het werktuig om de rassen tot elkaar te brengen. Ook de Franschen lieten de Fransch sprekende Algerynen op hun verzoek bij Fr. troepen dienen. Zoo groeit met de volksontwik keling de weermacht door een algemeene en persoonlijke dienst plicht, die vrijwillig aanvaard wordt met het Nederlanderschap. Hiertegen valt aan te voeren, dat onze warlike races grooten- deels zich buiten Java ophouden. Wel, er wonen meer buiten, dan i 11 hun land. Verder kan men opwerpen, dat onze Moslimsche medeburgers van hun persoonlijk statuut noode afstand zullen doen. De ontwik kelde Mohammedanen wenden zich ten onzent meer cn meer tot de theosofi'e, terwijl zij, indien zij Moslim blijven, als regel afzien van de polygamie en de positie van hun echtgenoote en dochters naar Westersche begrippen regelen; nog daargelaten het feit, dat een der meest ontwikkelde Moslimsche rassen, de Minangkabauers, t. o. van de positie der vrouw en het erfrecht geheel van het Moslimsch recht afwijkt. En juist polygamie, huwelijks- en erf recht vormen de hoofdbezwaren. Dat de baten van de voorgestelde maatregelen aanvankelijk niet groot zullen zijn, wordt toegegeven, maar de zaak wordt anders, indien aan de Europeanen, i. c. de ontwikkelde bevolking meerder nieezeggenschap verleend wordt. 587 Kleintjes, op. cit. blz. 117. 2). Ibid. blz. 102 en Mr. Hederburgh, Nederlandschap en naturalisatie van in Ned.-lndië geborenen, in Het Recht in Ned.-lndië, Dl. 78, p. 70. 3). Ibid. blz. 118.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 9