De wijze waarop de Fransche ravitailleerings-dienst werkt en
zijne samenstelling zullen in het vervolg-verslag behandeld wor
den, aangezien die dienst behoort tot de in het 2e studiejaar be
handelde materie.
De exploitatie der hulpbronnen door de troepenkorpsen geschiedt
door de officiers d'approvisionnement, die ter zake hunne instruc
ties ontvangen van den betrokken Intendance-officier. Per Regi
ment Infanterie is een officier d'approvisionnement ingedeeld, die
als trait d'union dient tusschen dat troependeel en de Intendance.
Hij staat echter onder de technische bevelen van den Intendant en
wordt als zoodanig ook gerekend te behooren tot het Intendance
personeel. Zij, behoorende tot de troepenkorpsen, worden gere-
cruteerd uit de daarbij ingedeelde troepenofficieren en zij, behoo
rende tot het hoofdkwartier, uit de „officiers d'administration du
service des subsistances".
Vleeschvoorziening. De moeilijkheden verbonden aan de ravi
tailleering van het versch vleesch (spoedig bederf) hebben het
noodig gemaakt voor dat voedingsmiddel bijzondere maatregelen
te nemen en, om het aantal paarden en voertuigen zooveel mogelijk
te verminderen, heeft men daarvoor automobielen bestemd. Door
de invoering van die krachtvoertuigen is het thans mogelijk ge
worden de troepen, die zich op 50 a 60 K. M. bevinden van de-
plaats, waar geslacht wordt, van versch vleesch te voorzien (de
maximum snelheid der vleesch-autos's wordt gesteld op 18
K. M. per uur). Het aantal automobielen (Iaadgewicht 1500 K. G.)
per Divisie bedraagt 10 en dat der E. N. E. 8; voorts zijn per
Divisie nog ingedeeld: 1 camion atelier, 1 remorque cuisine en
1 voiture de tourisme, bestemd voor den officier, commandant der
sectie (luitenant van den trein).
In het begin van den oorlog heeft men voor dat doel Parijsche
autobussen bestemd, waarvan de ruiten waren vervangen door
geperforeerde plaatijzeren wanden. Thans heeft men meer prac-
tische, lichtere voertuigen, waarvan de inrichting overeenkomt met
de bij ons leger in gebruik zijnde vleesch-automobielen.
De personeel-sterkte voor een slachtcentrum (troupeau de
bétail) eener Divisie bedraagt 1 officier en 41 man, waaronder:
20 vilders, 8 slagers, 1 spekslachter, 8 veedrijvers, 3 commiezen
en 1 wielrijder.
Met het aantal vilders kan men 4 ploegen van 5 man vormen.
Elke ploeg kan per dag slachten 15 a 20 beesten, elk gemiddeld
500 rantsoenen leverende. Met 3 ploegen kan men dus dagelijks
den dienst bij eene Divisie verzekeren.
Vóór den oorlog maakte men in Frankrijk weinig of geen gebruik
van bevroren vleesch, doch tijdens den oorlog is de toestand geheel
gewijzigd naar het goede voorbeeld van de Engelschen en later
van de Amerikanen, die voor de ravitailleering hunner troepen bijna
uitsluitend bevroren vleesch benutten. Het vleesch kwam aan de
668