overschreden en de Intendance heeft de grootste moeilijkheden gehad om in de behoefte aan leder voor het leger te voorzien. De alom verbreide meening voor den oorlog was, dat een krijg, waarin alle Europeesche naties betrokken zouden zijn, slechts zeer kort zou duren. Men rekende, dat de nationale hulpbronnen daar voor toereikend zouden zijn, althans voor den duur van 1 jaar. Op deze basis was een plan uitgewerkt voor de requisitie van enkele kleine fabrieken en looierijen, zoomede van gelooid leder. Al het op die wijze verkregen leder moest in beginsel worden verzonden naar een gewestelijk magazijn, van waaruit het, naarmate van de behoefte, zou worden geleverd aan de confectie-ateliers of aan de schoenfabrieken. De huiden, afkomstig van de slacht, moesten worden gedirigeerd naar de looierijen. Deze maatregelen heeft men tijdens den oorlog tallooze malen moeten wijzigen en belangrijk moeten verruimen. Ten slotte ging men over tot de opvordering van alle groote looierijen en fabrieken, waar onder toezicht van de Intendance werd gewerkt. Tevens werden alle huiden in Frankrijk en de Fransche koloniën voor de behoefte van het Leger opgevorderd. Maar ook deze maatregelen waren niet voldoende, zoodat men belangrijke voorraden leder uit het buitenland (Ar gentinië, Brazilië, Holland, Engeland en Amerika) moest betrekken. De prijzen voor de Fransche huiden werden door eene speciale commissie vastgesteld. Het aantal in de centrale looierijen gedurende de jaren 1916 t|m 1919 gelooide huiden bedraagt 178 millioen, waaruit voldoende blijkt, welke enorme hoeveelheden men noodig had. De ondervonden moeilijkheden golden echter niet alleen voor het leder, doch ook voor het zout, benoodigd voor het conserveeren der huiden, en voor de looimiddelen. Tengevolge van de voortdurende stijging der prijzen van het schoeisel voor de burgerbevolking, werd, ten einde het werkvolk van goed en goedkoop schoeisel te voorzien, in 1917 voor den aanmaak van een nationale schoen eene overeenkomst getroffen tusschen de Ministers van Oorlog en van Handel. De grondstof voor dat schoeisel werd afgestaan tegen een door de Militaire Administratie vastgestelden prijs, en bepaalde fabrikanten door beide hiervorengenoemde autoriteiten aangewezen voor de ver vaardiging van de nationale eenheidschoen. Om eenig denkbeeld te geven van de ontzaglijke hoeveelheden in de jaren 1916 t|m 1919 (de gegevens voor 1914 en 1915 staan mij niet ten dienste) aangemaakt schoeisel en équipementstukken, dienen de volgende cijfers: marsch- en bivakschoenen (uitgezonderd voor de Koloniale troepen) 45.5 millioen nationale schoen 12 équipementstukken 6 Kleeditig. De Intendance heeft gedurende den oorlog niet alleen 673

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 29