welke dagen niet werd gevlogen en om welke redenen zulks niet geschiedde. Door vergelijking met de meteorologische aanteekeningen van Soekamiskin is gebleken, dat voor dit vliegkamp in genoemd tijd vak er vier dagen geweest zijn, dat niet gevlogen werd omdat het onaangenaam weer was (druilig, regenachtig) en geen noodzake lijkheid drong tot vliegen. In Kalidjati was zulks op zes dagen het geval. Die dagen zijn in beide kampen niet dezelfde en zijn over het geheele jaar verdeeld (Soekamiskin: 2 September, 2 December, 16 Maart en 14 Juni; Kalidjati: 7 Augustus, 3 November, 23 December, 28 Februari, 3 April en 10 Mei). Een en ander geeft m. i. aanleiding tot de conclusie, dat in Indië de weersomstandigheden het gebruik van vliegtuigen al op zeer bijzondere wijze in de hand werken. 3. ONTWIKKELING VAN DE DENKBEELDEN OMTRENT HET INRICHTEN VAN STELLINGEN door H. G. De ontwikkeling werd bepaald door de evolutie der art. en de verbetering der methoden van verkenning. Naargelang de uitwer king van het art.-vuur heviger werd en de verkenning beter, zien we den verdediger andere maatregelen nemen. Bij den aanvang van den oorlog waren de legers op zoodanige wijze uitgerust, dat de tactiek werd beheerscht door het inf.-vuur en het vuur van het veldgeschut, dat in de eerste plaats berekend was op bestrijding van levende doelen, niét op vernieling van weerstandbiedende voorwerpen. Vandaar, dat bij de art. slechts een gering aantal gr. werden medegevoerd, welke meerendeels bovendien niet als schokprojectiel werden gebruikt. In verband daarmede was bij het uitbreken van dien oorlog bij de D. het algemeene, ook in de reglementen neergelegde, denk beeld, dat een stelling slechts uit ééne linie bestond, welke met alle krachten moest worden versterkt en verdedigd. In verband met de ideeën omtrent de vuurtactiek werd als eisch in de 1ste plaats een groot, vrij schootsveld voor de inf. en art. gesteid. Zie ook onze vroegere G. H. 92(1). Groote waarde werd reeds gehecht aan zoo gering mogelijke zichtbaarheid. Einde Sept. 1914, toen de D. zich aan de Aisne hadden vast gezet, werden aanwijzingen uitgegeven omtrent den aanleg van versterkingen. Deze aanwijzingen verschilden niet van het vóór den oorlog reeds in de reglementen bepaalde. De loopgraven moesten nauw zijn, om meer dekking te verschaffen tegen steil invallend vuur. De stelling moest 3 liniën van loopgr. hebben (vuurlinie, Ter publicatie ontv. 15-4-'23. Red. 1. M. T. 682

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 38