De hardnekkige verdediging, welke van de bezetting der stel
lingen wordt geëischt, vordert ook het inrichten van alle liniën
van de stelling tot „gevechts"-loopgraaf, omdat de tegenaanval,
die den binnengedrongen aanvaller moet terugwerpen, niet altijd
succes zal hebben en dan moet het vooruitdringen van den vijand
worden beperkt.
Om, na de verovering van de 1ste linie, dat doordringen te
bemoeilijken, zoomede de orde en het verband te verbreken, dus
den tegenstoot te steunen, moeten ook de naderingsloopgraven
ingericht zijn ter verdediging; op gunstige punten staan mitrs of
kleine groepen schutters.
Doordringen tusschen de naderingsloopgraven en verovering
van deze moet verder worden bemoeilijkt door aanleg van versper
ringen tusschen de liniën. Voor den tegenstoot moeten echterruimten
overblijven, die te voren goed moeten worden verkend. Zoo wordt
de aanval eenigermate gekanaliseerd. Dit vereischt nauwkeurige
studie van het terrein met het oog op het plaatsen van de troepen
voor den tegenstoot. Groote tegenstooten hebben echter niet plaats.
De langdurige bezetting der loopgr. vereischt het treffen van
voorzieningen om ze beter bewoonbaar te maken.
Tegen de toenemende uitwerking van het art.-vuur worden de
zijweren verzwaard en worden de tusschenruimten verminderd tot
6 M.
Half Februari vielen de Fr. de stellingen van het lilde D. leger
in Champagne aan, terwijl tegelijkertijd het Vide leger bij Lorette
werd aangegrepen. Begin Maart grepen de Britten het Vide leger
ten Z. W. van Rijssel aan, terwijl de Fr. Z.O. van Verdun (Combres,
Bois des Prêtres, Saint-Mihiel) het Vde leger trachtten te door
breken.
De operatiën in het O. noopten tot een zwakke bezetting der
stellingen op het W.-front, waar de D. zeer verre in de minderheid
waren. Toch hadden de Fr. en Eng. slechts weinig succes.
Door de luchtverkenning door vliegeniers en van ballons uit
was het mogelijk de stellingen in bijzonderheden te verkennen en
aan de art. al de voor haar noodzakelijke gegevens te verschaffen.
Bij het gebruik van de art. stond bij den aanvaller op den voor
grond het vernielen van de vijandelijke verdedigingswerken. Alleen
daardoor zag men kans den verdediger te vernietigen en dit was
noodig om een aanval te doen slagen. De, achter goede borst
weringen opgestelde, vijand kon niet rechtstreeks worden getroffen.
Neutraliseering was alleen mogelijk bij geschokt moreel en als
regel toonden beide partijen een sterk moreel. Er restte dus
niets anders dan vernieling van de verdedigingswerken.
Daartoe hadden in genoemde slagen de Fr. een voor dien tijd
groote art.-macht samengetrokken, waarmede het hun mogelijk
werd de voorste linie en de daarvoor gelegen hindernissen grooten-
deels te vernielen. De actieve verdediging door de D. echter
684