beperkte het Fr. succes aanmerkelijk en belette den Fr. elk door dringen. De ervaring van deze slagen gaf aan den Comdt van het Vde D. Leger aanleiding om een nota over den aanleg van versterkingen uit te geven. Het aanleggen er van op de t e g e nhelling wordt noodig geacht, om ze te onttrekken aan het art.-vuur. Door de groote vuursnelheid der moderne vuurwapens is een groot schoots veld niet noodig; flankeerend vuur heeft meer uiwerking dan frontaal vuur, terwijl flankeeringsinrichtingen gemakkelijker gedekt kunnen worden aangelegd. Dit vuur moet in de 1ste plaats door mitrs worden afgegeven, die aan groote vuursnelheid paren: gemakkelijkheid van gedekte opstelling, waardoor hun vuur moei lijk uitdoofbaar wordt. De verdedigingsinrichtingen moeten zooveel mogelijk worden gemaskeerd. Alle onderkomens moeten 2 uit gangen hebben, zoodat de bezetting ze spoedig kan verlaten. De battn moeten weerstandskernen vormen (batt.-nesten)De art. waarneming moet nauwkeurig worden geregeld. De lucht-telefoon- lijnen moeten worden verdubbeld door ondergrondsche geleidingen, om meer zekerheid voor het ononderbroken overbrengen van waarnemingen en bevelen te verkrijgen. Luisterposten moeten wor den geplaatst vóór de versperring. Inschakeling van schijnloop- graven is gewenscht. De 2de stelling moet op 1200 a 1500 M. achter de 1ste zijn gelegen, opdat de vijand ze 'niet beide uit dezelfde art.-stelling zou kunnen bombardeeren en voor den aanval op de 2de stelling dus evenzeer omvangrijke, tijdroovende voorbereidingen noodig zijn. Intusschen ziet men aan D. zijde, h e t z ij liniën van blokhuizen, omringd en verbonden door versperringen en verdedigd door mitrs en een klein aantal geweerdragenden en handgr.-werpers, h e t z ij liniën van loopgraven, voorzien van kernen, welke op dezelfde wijze zijn bezet als de blokhuizen, of van mijnwerpers werden voorzien. De eerste komen vooral in bosschen, waar verkenning, vooral luchtverkenning, zooveel moeilijker is, dus ook de onder kenning er van en vuurconcentratie op de blokhuizen en in het gebergte, waar de vorm van het terrein doorloopende loop graven moeilijk, of onmogelijk, maakt. De liniën van doorloopende loopgraven zijn overal elders in gebruik. De kernen daarvan moeten zoodanig zijn aangelegd, dat zij niet als zoodanig door vijandelijke verkenners zijn te herkennen. De bedoeling van de doorloopende loopgraven, aanvankelijk als gevechtsstelling aangelegd, wordt later om (door de eenvormig heid) den vijand de verkenning van de belangrijkste deelen en vuurconcentratie daarop, te bemoeilijken, of te beletten, zoodat hij genoodzaakt is, zijn vuur over het geheele front teverdeelen. Deze liniën blijven daarom tot het einde van den oorlog in zwang. Ludendorff wijst in een van zijn laatste instructies nog eens op de noodzakelijkheid er van. 685

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 41