Voor de keuze van de stelling is het schootsveld der Inf. van minder belang. Wèl moet men letten op de verbindingen naar achteren en op waarnemingspunten voor de eigen- en de mogelijk heid van goede waarneming door vijandelijke art.-waarnemers. De groote, steeds vermeerderende uitwerking van de art. gaf aan het, reeds na den oorlog van 1870'71 aangenomen, beginsel, dat de keuze van een stelling in de 1ste plaats afhangt van de moge lijkheid van een krachtige art. werking welk beginsel door de vermeerderde uitwerking van de inf. wapens op den achtergrond was geschoven zijn volle waarde terug. Immers de verdedigende art. was in staat de werken, welke tot uitgang van den aanval dienden, te vernielen en vóór de eigen stelling een krachtig sper vuur te onderhouden, dat het oprukken van reserves kon verhinde ren, dus de voorste troepen, welke gelet op den korten afstand, die hen van de te nemen stellingen scheidde-deze laatste ge woonlijk bij verrassing konden nemen, van de noodzakelijke ver sterkingen kon scheiden, zoodat die voorste troepen met succes door de reserve van den verdediger zouden kunnen worden aange vallen. Evenzoo kon de vijandelijke art. de ontdekte inf. stellingen gemakkelijk vernielen. Bij de keuze van een stelling moest dus aan het gebruik der art. overheerschende waarde wor den toegekend. Was de stelling eenmaal gekozen, dan vormden de mitrs het geraamte der inf. stelling. Daar betonkazematten in de voorste stelling slechts zeer zelden konden worden gemaakt, moesten de mitrs overbank vuren. Zij zijn tot het oogenblik, dat zij in werking moeten komen, geplaatst in betononderkomens in den wal naast hare gevechtsopstellingen. Voor de bediening worden in de nabij heid schuilplaatsten gemaakt, bestand tegen vuur uit veldgeschut. De mitrs mogen bij voorkeur niet in diepe onderkomens zijn geplaatst, omdat het dan moeilijk zal zijn, ze er uit te krijgen. Betonkazematten kunnen in den regel alleen voor mitrs voor flankement worden gemaakt en alleen daar, waar het schietgat goed naar 's vijands zijde kan worden gemaskeerd, dus b. v. wan neer men den mitr. kan terugtrekken achter een saillant, in bosschen, huizen, steile hellingen, of op hooge punten achter de te flankeeren linie. Men zal meermalen de naderingsloopgraven kunnen gebruiken voor het opstellen van mitrs voor flankements- beveiliging, vooral waar zij de draadversperringen snijden. In de voorste linie mag slechts een veiligheidsbezetting zijn; het gros bevindt zich in de onderkomens in de achterste linies en in de naderingsloopgraven om, van daar uit, tegenstooten te doen. Nauwe en diepe loopgraven geven wel veel dekking, maar storten gemakkelijk in. Daarom moet het talud flauw zijn, moeten bermen worden gemaakt en moet de diepte 2.50 M. bedragen. 688

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 44