25 Dec. 1916 geeft Hindenburg een nieuwe instructie uit. Daarin verwerpt hij definitief het denkbeeld van het behoud persé van de voorste linie. De verdediging moet in de diepte zijn geéchelon- neerd. Na het binnendringen in de voorste stelling moet het voort rukken van den aanvaller worden belemmerd, om gunstige voor waarden voor den tegenstoot te scheppen. Dit vereischt versprei ding der verdedigingswerken in de diepte. De hoofdactie ligt a c h t e r de voorste linie. Het is niet voldoende, zegt Hindenburg, eenige liniën van loop graven te hebben, maar men moet eene diepe versterkte zone hebben, welke moet worden verdedigd. De zone bestaat in het verst van den vijand verwijderd gedeelte uit een systeem van steunpunten, mitr.-groepen(-nesten), enz., die elkaar kunnen steunen. Naar voren strekt zij zich uit in een netwerk van loop graven, dat hoe langer hoe dichter wordt. Het is verboden om diepe ondërgrondsche onderkomens te maken in de voorste loopgraven. De manschappen kunnen ze niet spoedig verlaten en worden gevangen genomen. Hindenburg ging zoover, dat hij gelastte de aanwezige te vernielen. Betononder- komens komen in de achterste liniën en in het terrein tusschen de stellingen voor. Groote ondergrondsche onderkomens mogen slechts op grooten afstand van de voorste linie worden gemaakt. Liever dan vóór de voorste loopgraaf een breede hindernis te hebben, welke, bij een ernstigen aanval, toch altijd vernield is, is het van veel meer belang om talrijke versperringen aan te brengen over de diepte van de verdedigingszóne, vooral langs de naóeringsloopgraven en, meer achterwaarts, om de steunpunten. Dit groote aantal van hindernissen zal het voortrukken ten zeerste belemmeren. Tevens worden de vijandelijke verkenningen en het vuur van den aanvaller bemoeilijkt. Bij Verdun bevonden zich te veel onderkomens in de voorste liniën, een deel der inf. kon ze niet vlug genoeg verlaten. Er ontbrak daar een goed netwerk van loopgraven en versperringen loodrecht op het front. De art.-waarnemingsposten moeten, evenals die der inf., ook tegen het zwaarste vuur van den vijand zijn beveiligd. Dat was bij Verdun ook niet het geval. De waarnemers bevonden zich daar in de voorste liniën. Men moet ze meer achterwaarts plaatsen. De bezetting van de voorste linie moet zwak zijn, 1 man per 3 M. in max., 1 man per 6 M. als regel; hetgeen een onderkomen voor een groep op elke 55 M. geeft. De troepen moeten in de diepte zijn geéchelonneerd. In dc voorste linie moet men niet meer dan slechts enkele mitrs plaatsen; de overige moeten daarachter worden geplaatst, schaakbordgewijze, goed gemaskeerd. Een maand later gaf de Comdt van het 1ste leger, gen. von Below, ook een instructie uit. Ook hij wijst er op, dat uitgebreid 690

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 46