worden verkend, komt hoe langer hoe meer het streven voor den dag, om die stellingen niet te gebruiken. In een bevel van 11 Juni 1917 geeft de Comdt der troepen op het front bij Yperen den last bij een hevig bombardement de stellingen voor inf. en art. te verlaten en de troepen daarbuiten in het terrein op te stellen; bewoonde oorden moeten worden ver meden. De instructie van de D. O. H. Leitung van 10 Juni 1917 betref fende den stellingoorlog bestreed echter die neiging. Bij een minder hevig bombardement zullen alleen de loopgraven, naderings gangen, versperringen en onderkomens het mogelijk maken met zwakke krachten de stelling vast te houden. Zij zijn in de 2de linie noodzakelijk voor het goed in de hand houden der troepen, het onderdak brengen en de verpleging, vooral wanneer de voorste tot gr.-trechters is geschoten. Een goed aangelegde stelling nood zaakt den vijand tot een omvangrijke, tijdroovende voorbereiding, tot het inzetten van sterke troepenmachten, tot het gebruik van bijzondere middelen. Door een netwerk van loopgraven, waarin de verschillende essentieele verdedigingsinrichtingen, zoóals mitr.-nesten, flankee- ringsinrichtingen, observatieposten enz. op niet in het oog vallende wijze zijn opgenomen, belet men den vijand zijn vuur op die in richtingen te concentreeren, noodzaakt men hem dus tot vuur- verdeeling, dus tot inzetten van meer art. en verbruik van meer mum om het beoogde doel te bereiken. Het voordeel van eene verdediging van een niet voorbereide linie, zooals van granaat-trechters, ontstaat echter eerst, wanneer de vijand tot omvangrijke aanvalsmaatregelen, het in werking brengen van zw. art. met groote vernielingskracht, is genoopt. Dat voordeel bestaat voornamelijk daarin, dat verkenning van een verdedigende linie van gr.-trechters ook door vliegeniers zeer moeilijk is, zoodat de aanvaller voortdurend verrast kan wor den door de voor art. weinig trefbare bezetting van zulke punten, hetgeen eene hardnekkige verdediging in de hand werkt. De nadeelen zijn reeds elders genoemd. Om de nadeelen van de uit reeksen van loopgraven enz. bestaande stellingen te verminderen en tevens de voordeelen te behouden van een stelling van trechters, wordt aangegeven de voorste liniën slechts te verdedigen door kleine groepen met groote tusschenruimte van elkaar en zoo goed mogelijk versterkt, doch de trechters waar mogelijk ter verdediging in te richten, te voorzien van draadversperringen en ze onderling te verbinden door tunnels. Meer naar achteren moeten de versperringen zóó worden aan gelegd, dat de aanval in bepaalde richtingen wordt geleid, welke goed door mitrs onder vuur kunnen worden genomen. 693

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 49