In verband met het terrein kunnen beide zones onmiddellijk achter elkaar zijn gelegen, of wèl: zij kunnen door een min of meer groote tusschenruimte worden gescheiden. Het eerste systeem is het beste, daar de tijdige ontruiming van de veiligheidszone gemakkelijker is. Tusschen beide zones bestaat slechts dit verschil, dat de zone voor het groote gevecht sterker is ingericht dan de veiligheidszone. Het is gewenscht achter die voor het groote gevecht nog een zone in te richten volgens dezelfde beginselen op ten minste 3 K. M. afstand, om een doorgebroken vijand tegen te houden. Men kan daarbij echter volstaan met eenvoudiger werken. Inrichting van de Inf. stelling. De inf. stelling wordt bepaald door: 1. de gemakkelijkheid van verbinding naar achteren; 2. stel lingen en waarnemingspunten voor de eigen art.; 3. waarnemings- punten voor de vijand, art. (stellingen op de achterhelling zijn in dit opzicht voordeelig). Een inf. stelling moet bestaan uit een systeem van doorloopende loopgraven, van onregelmatig tracé, op 150 400 M. achter elkaar gelegen en verbonden door talrijke naderingsloopgraven. Een in de stelling doorgedrongen vijand moet zich omringd zien door loopgraven en versperringen. Men moet op hem vuur van mitrs, mijnwerpers en art. uit goed gedekte opstellingen kunnen geven. De voor den tegenstand gunstige terreindeelen moeten ter ver dediging worden ingericht. Naar gelang er tijd beschikbaar is, worden zij verbonden. Een beperkt schootsveld is voldoende. In de eerte plaats moet gelet worden op de mogelijkheid van flan- keerend vuur. Bewoonde oorden vereischen te veel troepen voor de verdediging en trekken het vijand, art.-vuur tot zich. Het geraamte der stelling wordt gevormd door de mitr. stel lingen en door de onderkomens. De mitrs moeten in de diepte zijn opgesteld en schaakbordgewijze. In de voorste linie mogen slechts weinig mitrs worden opgesteld. De waarneming moet ook onder het hevigste vuur mogelijk zijn. Men kan niet volstaan met waarn.-posten in de voorste linie; meer achterwaarts moeten er ook zijn. Diepe en grootere onderkomens kunnen slechts meer achter waarts voorkomen; die in het voorste deel der voorste zone mogen slechts klein en ondiep zijn. Inrichting van de stellingen voor art. en mijnwerpers. Voor al het personeel moet bomvrij onderkomen worden gemaakt; voor de munitie kan men met lichtere dekkingen volstaan. Daar de beste beveiliging tegen het vuur ligt in groote bewe gelijkheid, moet men zorg dragen voor res.-emplacementen. In het gevecht en voor speciale opdrachten zal men vaak gebruik moeten 696

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 52