nen verdedigen, men daarin een groot aantal mitrs moet plaatsen;
per Baton 2 compn in voorste linie, 1 comp. er achter.
Een ander bevel voor de 40ste Brig, van 2 Oct. 1917 zegt, dat,
om het der Divn der eerste linie mogelijk te maken zich in hare
stellingen te handhaven, de Batons in voorste linie zullen worden
versterkt door 'de mitrs van die daarachter. Een dicht spervuur
van mitrs, zonder openingen, moet op het geheele front worden
georganiseerd, waartoe de mitrs in groepen van meer dan 2 moeten
worden vereenigd. Geen wonder, dat later het voorschrift v&n
„weinig mitrs in de voorste linie", met nadruk wordt herhaald.
Het succes van de verdedigingswijze van de D. tegenover den
grooten aanval van Nivelle was 'oorzaak, dat zijn opvolger Pétaih
weer overging tot de aanvallen met beperkt doel. Daarbij werd
gestreefd naar verovering van ondiepe terreingedeelten door ver
nieling van de daarin aanwezige verdedigingswerken, zonder te
beproeven diep door te dringen.
Door nieuwe voorbereiding op het achtergelegen gedeelte vati
de stelling wilde men haar bij gedeelten veroveren. De D. waren
daardoor gedwongen, wilden zij het verloren terrein herwinnen,
tegenaanvallen te doen op een reeds goed georganiseerden vijand.
Bij Malmaison (23 Oct. '17) bleek, dat de Fr. art. de D. loop
graven en versperringen geheel had vernield, dat slechts: enkele
onderkomens nog gebruikt konden worden en dat de in het opèn
veld opgestelde mitrs met hare versperringen intact wareh
gebleven.
De Fr. aanvalswijze en de moeilijkheden voor de D. om de Fr.
uit de veroverde stellingen te werpen, brachten den D. er toe, weer
meer krachten in eerste linie te gebruiken, maar nu meer ter ver
dediging van de granaat-trechters. Het voornaamste verdedigings
middel was de mitr., die verrassend optreedt; de inf. dient voorna
melijk om haar te beschermen of om tegenstooten te verrichten.
Tegen de tanks, die hoe langer hoe meer worden gebruikt,
maakte men meer achterwaarts loopgraven van 3 4 M. breedte
en zeer breede versperringen, welke als een netwerk waren aan
gelegd.
De aanvallen, welke de Geallieerden op verschillende plaatsen
ondernamen, gaven in 1918 Ludendorff aanleiding tot eene nota,
waarin hij er op wijst, dat het vóórveld 5001000 M. diep moet
zijn, meermalen nog dieper.
De bezetting heeft de taak van patrs en veldwachten; zij moet
worden gesteund door het vuur van de hoofdstelling, welke in de
diepte is_ georganiseerd. Valt de vijand aan met een methodische
voorbereiden door art., dan moet het vóórveld worden ontruimd.
Twijfelt men er aan, of dit moet geschieden of niet, dan gaat men
tot het eerste over, want L. acht het nadeel van verliezen te groot.
Zooals reeds gezegd, beantwoordden de Fr. den D. aanval bij
698