Bij het voortdurend veranderend front kan de art. niet meer dezelfde opdracht van spervuur behouden. Een bevel van het Vilde D. leger van 8 Sept. 1918 vervangt die opdracht door een ver- nielingsvuur in de gevechtszone, een vuur, dat even bewegelijk moet zijn als de inf. Het wordt op 3 «zones afgegeven: 1ste. op verzamelpl. enz.; 2de. op de zone onmiddellijk vóór de voor posten; 3de. op de zone onmiddellijk vóór de hoofdstelling. Zoo zien we gedurende den oorlog eerst den bewegingsoorlog overgaan in een krijg om een bepaalde versterkte linie, een soort muur en daarna weer dat idee plaats maken voor den strijd in het open veld. Men komt terug tot het idee van bewegelijkheid der verdediging, ondanks den aanleg van versterkingen. Aan het moreel wordt weer de hoogste waarde toegekend. Het komt tot zijn volle recht in het aanvallend optreden. Het doel der verdediging moet zijn den vijand te vernietigen, niet het behoud van een enkele lijn. Dit voert tot de verdediging van een diepe strook. De verdediger is niet aan een bepaalde plaats gebonden, maar moet bewegelijk zijn, hetzij om een tegenaanval te verrichten, hetzij om terrein te ontruimen. In een grooter verband opgenomen, heeft de troep nu niet meer te zorgen, dat hij bij het einde van het gevecht nog in het bezit van de hem toevertrouwde lijn is, maar in dat van de hem aan gewezen terreinstrook. Ook voor den bewegingskrijg geldt dit. Ook "hier is het een strijd in een zone, die door in de diepte geéchelonneerde krachten wordt ge voerd. Het spreekt van zelf, dat de aanleg van versterkingen niet zoo uitgebreid zal zijn als in den stellingoorlog. De tijd er toe zal ontbreken, maar vooral de aanvalsmiddelen maken dan zulk een aanleg niet noodig. In den regel zal de stelling dan ook bestaan uit kleine loopgraven, tir.-putten, kleine nesten voor mitrs, mijn- werpers, vuurmonden, groepen geweerdragenden, ook grootere steunpunten, afhankelijk van het terrein, voor verschillende wapens, onregelmatig aangelegd en diep geéchelonneerd. Van zelf wordt de voorste linie in de hoofdstelling de hoofdverdedigingslinie. Volgens D. opvatting hangt de keuze hiervan weer hoofdzakelijk af van de ligging van de art. waarnemingspunten; zij moet zoover vóór deze liggen, dat de waarnemers steeds goed beveiligd zijn. Ligging op de achterhelling wordt ook weer aanbevolen. De vóórverdediging wordt gevoerd door diep geéchelonneerde gevechtsvoorposten (zie ons V. V.). Door deze diepe opstelling wordt de verkenning van de hoofdstelling ten zeerste bemoeilijkt, terwijl zelf inzicht in en kennis van het aanvalsterrein wordt verkregen, een kennis, die men van de hoofdstelling uit vaak niet kan krijgen door de gewilde gedekte ligging daarvan. De gevechtsvoorposten zijn niet aan een bepaalde plaats ge bonden, moeten integendeel vaak van opstelling veranderen, waar- 701

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 57