708
en bommenwerpers. Zoodra de aanv. op grooter schaal zijn inf.strijdmid-
delen in het gevecht brengt voor de vroeger beschreven „Feuerschutz"
moet de verd. zijn zw. mitr.-formaties (dus compn en zelfs Batons) inzetten.
Daar de verd. er op moet rekenen, dat het hem niet altijd gelukken zal
om den aanv. het binnendringen in de vuurzone afdoend te beletten, moet
hij daaraan tegemoet komen door zijne diepteopstelling. De vuurzone is
in de diepte beperkt door het ballistische vermogen van den zw. mitr. en
door het terrein. De diepte zal dikwijls onvoldoende zijn voor een krach
tige verd. Daarom is een tweede zone noodig, die de Schr. „Tiefenzone"
noemt. De diepte hiervan geeft hij op als 600 tot 1000 pas. Het voor
naamste wapen in deze zone is ook alweer de mitr. Hij vestigt er de
aandacht op, dat voor de zw. mitrs gerekend moet worden op de moge
lijkheid spervuur te leggen. De strooken, waarin zij vuur kunnen brengen,
moeten dus kruiselings over elkaar vallen.
Wat nu volgt laten wij onvertaald. „Die Einheiten der zur Entfallung
von Feuerkraft bestimmten Mitr - und Stoszgruppen der Feuer- und der
Tiefenzone nennen wir Stützpunkte. Eeine MG- oder eine Stoszgruppe
oder ein schweres MG ist die geringste Starke einer StütZpunktbesatzung.
Mehr als zwei MG-gruppen (oder schw. MG) oder mehr als eine Stosz
gruppe empfehlt sich jedoch nicht, in einem Stützpunkt zu vereinen. Bei
unübersichtlichem Gelande :st es notwendig, Stoszgruppenstützpunkte naher
an MG-Stützpunkte heranzuhalten. MG- und Stoszgruppen in einem Stütz
punkt örtlich zu vereinen ist fehlerhaft. In Raumen in denen wegen ihrer
Wichtigkeit besonders starke Feuerkraft entwickelt werden soli, ist dies
nicht durch Verstarkung und Vergröszerung von Stützpunkte zu erzielen,
sondern durch Erhöhung der Stützpunktenanzahl."
Als den verd. toevallend voordeel wordt genoemd de mogelijkheid het
terrein grondiger te versterken. De schr wijst er op, dat aaneensluitende
stellingen minder voordeelig zijn, dan opzich zelf staande steunpunten,
die elkaar goed steunen en vooral flankeeren kunnen. Het komt aan op
de „taktische Geschlossenheit". Als de strijd langer duurt, doet zich de
behoefte aan loopgraven voor het verkeer gevoelen, doch de Schr. meent,
dat met den aanleg daarvan eerst begonnen mag worden, als blijkt, dat de
vijand het algemeen beloop van de Hoofdweerstandszone onderkend heeft.
Ten einde de noodige stootkracht te hebben, moet de verd. zorgen steeds
over een reserve te kunnen beschikken. Die stootkracht komt tot uiting
in den tegenstoot. Deze wordt al naar gelang den omvang van 's vijands
succes bij het in de stelling dringen, verricht door regiments- of divisie
reserves. De uitvoering komt overeen met de handelingen bij den aanval, b
alleen zal dikwijls alles veel vlotter kunnen verloopen, omdat de verde
diger volkomen op de hoogte kan zijn van de terreinsomstandigheden.
Wanneer niet over voldoende krachten beschikt wordt, of wanneer de
tegenstoot mislukt is, kan het noodig worden een tweede verdedigingszone
in te richten, meer achterwaarts. Deze moet zoover naar achter liggen,
dat de art van den aanv. er geen vuur op kan brengen zonder stelling-
verandering. In dit verband zegt de schr. ook nog: „Wenn der Feind
seinen Angriff systematisch vorbereitet und hierin schon weit vorge-
schritten ist, wird es oft vorteilhaft sein den Angriff in der erstenWider-
standszone nur mit Teilkraften anzunehmen und mit dem Gros in die
zweite zurück zu gehen. (Het komt ons voor, dat dit systeem gemakkelijk
tot de door den Schr. en vele anderen veroordeelde elastische verdediging
kan voeren; ook doet zich de oude vraag bij voorstellingen voor ons op:
waarom niet dadelijk in de tweede als de eerste niet zoo goed te verde
digen is. K.). Daarna wordt de „Gliederung der Krafte" bij den verd. be
sproken. Uit den aard der zaak moet deze er in de eerste plaats naar
streven in de vuurzone een zoo groot mogelijke vuurkracht te kunnen
ontwikkelen, het aantal stootgroepen zoo klein mogelijk te nemen. Wat
betreft de cijfers, die de schr. noemt voor in te nemen frontbreedten enz.
komt het ons voor, dat deze zöö afhankelijk zijn van de omstandigheden,,
dat ze te weinig beteekenis hebben om ze over te nemen.