gebreken gehandhaafd blijft tot in 1917. De dekking bestond hierbij uit een laag rondhouten van 15 c.M. middellijn, dan 50 c.M. aarde, weer een zelfde laag rondhouten en nog eens 50 c.M. aarde. Zij was bestand tegen énkele granaten van 15 c.M. Hw. Deze onder komens waren bestemd voor 1012 man. Hoewel de practijk de Franschen had gebracht tot doorloopende loopgraven, bleef de opperste leiding aan de oude begrippen vast houden. In November 1914 gaf zij een instructie uit overeenkomstig het vóór den oorlog geldende reglement en vestigde daarin nog maals de aandacht op de korte loopgraven, welke elkander konden steunen. Diepere stellingen werden niet genoemd. Daarna wordt stilzwijgend afwijking van deze instructie door den aanleg van doorloopende loopgraven goedgekeurd. Spoedig daarna verandert men weer van inzicht. Bij de nota's van 26 December 1914 en 3 Januari 1915 dringt Joffre er op aan de voorste linie onneembaar te maken. De doorloopende loopgraven echter moesten worden vervangen door een systeem van weer standcentra of van steunpunten, natuurlijke of kunstmatige, ge scheiden door goed, voornamelijk door flankvuur bestreken open ruimten, welke nog door hindernissen worden afgesloten. Het verschil tusschen dit systeem en het Duïtsche is, dat bij het eerste de weerstandscentra en steunpunten door afdeelingen van veel grooter sterkte (1 cie1 bat.) worden bezet dan de weer standskernen der voorste linie aan Duitsche zijde. Voor de loopgraven wordt het gebroken tracé aanbevolen. Het groote belang van flankeering door geschut en mitrailleurs wordt in het licht gesteld. De steunpunten moeten steeds door hindernissen zijn omgeven; de ijzerdraadversperringen moeten in twee rijen van 1012 M. breedte zijn aangelegd, welke door een open strook van 10 20 M. van elkaar zijn gescheiden. Het tweede net moet zooveel moge lijk tegen zicht gedekt zijn opdat de vijand bij de voorbereiding van den aanval het niet kunne vernietigen en hii bij den storm er dus door wordt verrast en opgehouden onder het vuur van nog intacte mitrailleurs enz. De tusschenruimten moeten zorgvuldig worden bewaakt, vooral des nachts. Daartoe moeten luisterposten voor de versperring worden geplaatst. Deze posten moeten zelf door ijzerdraadver sperringen worden beschermd en door naderingsloopgraven te bereiken zijn. In de versperringen moeten openingen zijn gespaard voor ver- kenningsafdeelingen of voor aanvalscolonnes. Alle "wachthebbende deelen moeten over onderkomens beschik ken. Op 100 200 M. achter de voorste linie moeten loopgraven voor de ondersteuningstroepen worden gemaakt, welke echter niet als een doorloopende loopgraaf mogen worden aangelegd. Ingeval 752

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 44