Deze verdedigingswijze geldt echter alleen, zoolang men nog den doorloopenden loopgraaf heeft. Om den overgang naar de gewilde liniën van blokhuizen te be spoedigen, werkt men de doorloopende loopgraven om in groepen van werken, waaraan gesloten werkjes worden toegevoegd, welke met mitrailleurs voor het afgeven van flankeerend vuur worden bewapend. Deze werkjes hebben 100150 M. tusschenruimte. 9 October 1915 betoogt de generaal de Castelnau in een nota aan zijn legers de waarde van stellingen op de achterhelling en het gebruik van mitrailleurs buiten de loopgraven of de gesloten werk jes, zoodanig opgesteld, dat zij niet ontdekt kunnen worden, en die eerst op het laatste oogenblik in werking komen. Ook hierin volgen de Franschen de Duitschers na, die door de toepassing van deze beginselen de Franschen bij hun aanvallen in Champagne groote verliezen hadden toegebracht. Om de eenheid in aanleg te verzekeren bij de voortdurende nood zakelijke aflossing der troepen, blijkt het noodig de leiding van den aanleg in handen te geven van een daartoe vast aangesteld officier. 21 December 1915 geeft de opperste legerleiding uit eene „In struction sur les travaux de campagne a 1'usage des troupes de „toutes armes". Omtrent de uitvoering wordt daarin o. m. gezegd, dat de werken in voorste stelling steeds moeten worden uitgevoerd door de bezet ting daarvan, terwijl de genietroepen moeten worden gebruikt voor die werken, waartoe speciale kundigheden worden vereischt. De leiding van den aanleg berust bij den commandant van den sector of van de „centre de resistance". De inrichting van een stelling houdt niet in een onafgebroken vuurlijn. Door combinatie van frontaal en flankvuur van de bezet ting van elk werk moet men het behoud er van verzekeren. Een verzameling van dergelijke verdedigingswerken vormt een steun punt, te bezetten door een compagnie of een gedeelte er van. Het steunpunt wordt omgeven door een doorloopende hindernis. Het kan nog een reduit bevatten. Het vuur alleen echter stelt niet in staat om zich te handhaven. Meer achterwaarts moeten andere steunpunten zijn om het succes van den aanvaller te beperken, en troepen om een tegenstoot uit te voeren. Een groep van steunpunten, verdeeld over een bepaald front en over een bepaalde diepte vormt een „centre de resistance", onder eenhoofdig bevel, en te bezetten door een bataljon of eenige compagnieën. Dit centrum moet ook geheel door een doorloopende hindernis worden omgeven; het moet steeds een reduit bevatten en soms ook artillerie. Een groep van dergelijke centra vormt een sector met eigen reserves. Door onvoldoende maskeering en camouflage gelukte het den 757

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 49