van den enkelen schutter noodig heeft. En zoo ziet men dan ook
na den oorlog de bewapening met het geweer tot op zekere hoogte
behouden. De Duitschers zijn hierin, zooals men weet, vrij ver
gegaan. Zij hebben ook den naam „Schütze" behouden, en zijn
dus de tirailleurs blijven erkennen. Ze hebben zelfs de waarde dier
schutters opgevoerd, door de besten te voorzien van een kijker
vizier. De Eranschen hebben meer met den ouden toestand ge
broken door wat vroeger tirailleurs waren, nu te noemen „fuselier-
voltigeurs", terwijl door „fuseliers" aangeduid worden de man
schappen van de gms.
Tot de invoering van een automatisch geweer voor allen zal men
wel niet zoo gauw komen, omdat de menschelijke natuur niet
geschikt is voor het afgeven van lange vuurseries en omdat het
onderhoud van het wapen te moeilijk is. Men kan niet van ieder
man een geweermaker maken. Wel zal men misschien komen tot
geweren met automatische lading, welke echter slechts schot
voor schot afgevuurd zullen kunnen worden.
Ad 2. Ongeveer terzelfder tijd dat de zw. mitrs hun intrede
deden, werd er ook gezocht naar een lichter automatisch wapen,
den geweermitrailleur. Men had er aanvankelijk niet veel vertrou
wen in en bepaalde zich tot de invoering (en ook dat nog op zeer
bescheiden schaal) van de zw. mitrs. Maar in den oorlog gingen
alle legers er al gauw toe over de gms in te voeren. Het voordeel
een automatisch wapen te hebben, dat de inf. o v e r a 1 kon volgen,
bleek zeer groot. Aanvankelijk had men twee soorten, nl. een
1. mitr., die eigenlijk niets anders was dan een bestaande zw. mitr.,
doch in minder belangrijke onderdeelen, en vooral in de affuit,
verlicht; en in de tweede plaats een eigenlijken gm. Naarmate men
zich meer toelegde op de vervolmaking van den 1. mitr. naderde
die meer en meer tot den gm. De gms zijn lichter en hebben geen
bepaalden koeler; dit vermindert eenigermate hun vermogen. Ook
hebben ze geen affuit, doch hoogstens een vork, terwijl de patroon
houders gewoonlijk niet meer dan 40 patronen bevatten. De gms
zijn dus in het algemeen handelbaarder en eischen minder man
schappen dan de eigenlijke 1. mitrs, doch hun stabiliteit is minder
en hun vuurvermogen geringer. Voor beide systemen is wat te
zeggen, doch zooals reeds werd opgemerkt loopen ze tegenwoordig
niet veel meer uiteen en in ieder geval is hun tactisch gebruik op
dezelfde beginselen gegrond, zoodat we ze uit dat oogpunt als
identiek mogen beschouwen. Gemakshalve zullen wij verder de
zw. mitrs meestal alleen mitrs noemen en 1. mitrs zoowel als gms
met den naam gms aanduiden.
Want d i e onderscheiding moeten we behouden, aangezien er
groot verschil is in het tactisch gebruik van de mitrs en van de gms.
Ad 3. De beste manier om dat onderscheid onder de oogen te
zien is misschien, eene vergelijking te maken tusschen de wijzen
waarop de automatische wapens tactisch worden gebruikt volgens
762