Zooals men weet gaat de Duitsche compagnie in het algemeen
vooruit als volgt:
Voorop eenige gms, gesteund door eenige schutters. Een paar
honderd meter daarachter volgen twee secties opgelost, daarachter
volgt de commandogroep van den des C. en daarachter de derde
sectie, opgelost. Door de indeeling van de geweerschutters in
afzonderlijke groepen zijn deze vrijer in hunne handelingen en
behoeven zich niet zoo gebonden te achten aan de gms, aangezien
deze gedekt worden door de geweerschutters, die daar bij zijn
ingedeeld. Zoodra het contact met den vijand is opgenomen, moeten
de zw. mitrs in stelling komen om bij den schok te kunnen steunen.
Het binnendringen in de vijandelijke stelling heeft dus plaats door
de tirailleurs met onmiddellijken steun van de gms en steun van
meer achterwaarts geplaatste zw. mitrs. Deze laatsten moeten
daarbij, zoo eenigszins mogelijk, door de openingen of over de
voorste afdeelingen heen schieten. Dit blijft natuurlijk altijd een
lastige kwestie, want er zij n niet altijd openingen, en het terrein
staat het vuren over de eigen troepen niet altijd toe. Maar men
moet er toch altijd naar streven en de goede gelegenheden ge
bruiken. De Duitsche methode is wel krachtig, maar het ontbreekt
haar aan soepelheid. Zij vooronderstelt als het ware twee duidelijk
van elkaar onderscheiden phasen van het gevecht en het is de
vraag of zulks juist is. In werkelijkheid zullen de verschillende
phasen zonder scherpe begrenzing ongemerkt in elkaar over
gaan.
In. de Fransche opvatting daarentegen zit meer buigzaamheid,
maar ze vraagt meer intelligentie en initiatief, zoowel van de lagere
aanvoerders als van de manschappen.
Verder rekenen de Franschen op de middelbare afstanden hoofd
zakelijk op den steun van hun art. en niet zoozeer op dien van de
mitrs. Hierbij moet niet uit het oog worden verloren, dat de
Fransche 1. mitr. beduidend minder vermogen heeft dan de Duitsche.
Om deze reden misschien geeft het Fr. voorschrift de vrijheid om
zoo noodig zw. mitrs bij de voörcompagnieën in te deelen. Het
Fransche voorschrift is dus gegrond op een intelligente en fanatieke
troep, voorzien van een betrekkelijk lichte bewapening. Ter wille
van het lagere kader geeft het enkele „voorbeelden", waaruit men
naar de omstandigheden kan kiezen. Wel geeft men geen schema's,
maar dan toch „voorbeelden". Men meent blijkbaar een leidraad
te moeten geven aan het jonge kader en zelfs aan de jonge offi
cieren in een anderen vorm dan alleen „principes" en durft het niet
geheel laten aankomen op het tactisch inzicht van onervaren
jongeren. Men zal daaraan dan tegemoet dienen te komen door
veelvuldige oefening op velerlei terrein, zoodat tal van voorbeelden
practisch kunnen worden behandeld en besproken. (Voor een vrij
willigersleger is dit geen bezwaar; men heeft tiid en gelegenheid
genoeg om het kader en de menschen in deze richting op te leiden
764