774 lands dienst te koomen, ...Maar het metier van de Artillerie een werk van soodanige uitgestrektheid zijndeis het niet mogelijk van alle tot de Artillerie betrekking hebbende weetenschappen het noodige te konnen leeren, en dus weinige groote Artilleristen in de waerelt zijn te vinden." De Generaal somt de vakken op. waarvan het „metier een compositie" is en wel: „Genie, Mathematicq, Calcul, Mechanique, Physique, Hydraulique, Chimie enz., enz.'' (Inderdaad, hooge eischen worden gesteld, maar verwonderen kan ons dat niet, wanneer wij kennis nemen van hetgeen in den jare 1437 verwacht werd van een „Büchsenmeister" (kronieken der stad Metz)er sollte lesen und schreiben können, damit er im Sinn behalten könne alle Stückeals da sind: destillieren, separieren, sublimieren- konfortieren, er sollte alle Stücke wilden und zahmen Feuer- werks bereiten können, sollte von den Tragweiten und Mensuren, von Festigung der Mauern, Futtern der Graben, von Angriff mit Tiirmen, Katzen und Schirmen wissen. Er sollte auch ehrbar sein in Worten und Werken, atlezeit bei Sinnen und sich sonderlich hüten vor Trunken- heit.") „Zoo dan nu deze science soo raar, soo kostbaar, soo fatigant, en aan iedere groote Moogentheid, tot behoudenis van haar Land, Natie en gezag soo important veel geleegen is Des Generaals inzichten hebben nog niets van hun waarde verloren, zegt T. In het nummer treffen wij verder nog aan een artikel van F. de Bakker over het „Onderling Ondersteuningsfonds" en van G. 1. van Leeuwen over „Ruiling van gouvernementswoningen". Ten slotte de gewone rubrieken. Octobernr. Het nummer opent met het eerste van een reeks artikelen over „Pacific Problemen" van de hand van den Kapitein van den Generalen Staf W. J. Lucardie. Schr. behandelt den binnenlandschen toestand in China en dien in Japan en stelt zich voor, te vervolgen met de uiteenzet ting van de onderlinge verhoudingen van de den Pacific omringende lan den en een beschouwing van den strategischen toestand in dien oceaan, zooals die onder den invloed van de Pacific-conferentie is geworden. De naam van den schrijver waarborgt een degelijke en belangwekkende serie artikelen over deze voor ons zoo uitermate gewichtige aangelegenheid. De Kapitein der Genie C. P. Brest van Kempen antwoordt den Kapitein der Genie P. J. Graaff op diens contrabeschouwingen, geleverd in het Orgaan N. 1. O. V. 1923 No. 2 naar aanleiding van des eersten artikel in dit Orgaan 1922 No. 11 over „De opleiding tot beroepsofficier". Het gaat voor een groot deel om de hoeveelheid kennis en ontwikkeling, die den beroepsofficier op de K. M. A. behoort te worden bijgebracht en om de vraag, in hoeverre het onderwijs aan de K. M. A. hooger onderwijs is of behoort te zijn. Wij zouden willen wijzen op een zinsnede uit het betoog van den Heer Br. v. luidende: „Het hooger onderwijs bouwt voort op het middelbaar onderwijs en levert personen af, geschikt voor zelfstandige betrekkingen of voor zelfstandig wetenschappelijk werk. Hieruit mag niet de conclusie getrokken worden, dat het al of niet geschikt zijn voor een zelfstandige betrekking of voor zelfstandig wetenschappelijk werk uitslui tend afhangt van het onderwijs, dat genoten is; deze geschiktheid is bo vendien in zeer hooge mate (vetdruk van ons. M. B.) afhankelijk van persoonlijkheid, energie, begaafdheid en karakter." Volkomen waar: „Het hooger onderwijs levert personen af, geschikt voor maar niet om gekeerd is ieder, die hooger onderwijs heeft genoten, geschikt voor En in zeer sterke mate moet dit wel het geval zijn bij een inrichting al de K. M. A., die zich, in tegenstelling met de hoogescholen om redes nen van financieelen aard voor de verplichting ziet gesteld, nagenoeg allen- die hun intrede deden als afgestudeerden af te leveren. Het programma en de methode van onderwijs moeten hiermede terdege rekening houden, en voornamelijk gericht zijn op de behoeften der groote meerderheid. Een zekere wetenschappelijke grondslag mag niet ontbrekendeze is noodig voor de verruiming van aller blik, doch bovendien en vooral om den meer begaafden een uitgangspunt te bieden voor verderen zelfstandigen weten-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 66