775
schappelijken arbeid, zoodat hunne talenten vruchten zullen kunnen afwerpen
voor het leger. Ongewenscht achten wij een breeden wetenschappelijken
opzet, welke bovendien practisch onmogelijk zal blijken, zoodra men zich
zet aan het opmaken van een programma voor den beperkten studietijd,
waaraan men voorshands onherroepelijk gebonden is. Overigens worde in
het oog gehouden, dat wetenschappelijk inzicht neiging vertoont verlammend
te werken op de besluitvaardigheid en daarom voor den officier als tegen
wicht een sterk karakter noodzakelijk maakt. Een goed officier is in nog
sterker mate dan een ander mensch een complex van tegenstrijdigheden.
Dit maakt zijn vorming tot een zeer ingewikkeld probleem, waarover het
laatste woord nog niet gezegd kan zijn.
„Spectator" bespreekt de gewrongen toestanden, waartoe het stelsel van
uniforme geschiktheidseischen leidt. Een vredesbeoordeeling blijft altijd
een surrogaat. Zond Joffre in de eerste maanden van den oorlog niet
meer dan honderd generaals naar huis?
K. handhaaft tegenover den steller van een artikel in de Locomotief
van 20 Sept. 11. zijn oordeel, „dat er te eeniger tijd een oorlog in den
Stillen Oceaan zal uitbreken, omdat dit moet geschieden. Als ware er
sprake van een natuurwet".
T. filmt den inhoud van de „Militaire Courant voor het Nederlandsch-
Indische Leger" des jaren 1863, een der voorloopers van het I. M. T.
Hij filmt onderhoudend, verdienstelijk en leerzaam vooral voor hen, die
bedenken, dat „les historiens voient généralement les événements passés a
travers les idéés du temps oü ils vivent".
„Ripensel" vangt een studie aan over „De verzorging van den soldaat
te velde", en onderwerpt de toestanden op dit gebied in Frankrijk gedu
rende den oorlog aan een beschouwing. Achtereenvolgens behandelt hij
de voeding, de kleeding, de zorg voor de kantonnementen, en de
ontspanning van den soldaat.
F. de Bakker vervolgt zijn historisch overzicht over het „Onderling
Ondersteuningsfonds".
M. B.
10. OVERZICHT NEDERLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN.
Militaire Spectator. Augustus. De kapitein Mussert geeft een overzicht van
de beteekenis van de Torpedisten van de landmacht van het Ned. leger. Hij
ondei werpt de mijnleggingsdienst der Marine aan een vergelijking met het
korps torpedisten en betoogt, dat in veel opzichten het laatste beter zal
kunnen voldoen in de waterrijke streken van het moederland. Zelfs voor
de versperring van de zeegaten acht hij de torpedisten beter geschikt. Om
zijne meeningskracht bij te zetten laat hij ns zien wat er tijdens de mobili
satie al zoo door de torpedisten is gedaan. Hij heeft daarbij gelegenheid te
wijzen op de buitengewone passieve kracht van de waterrijke streken. Het
kost veel tijd en moeite de menschen te oefenen in dat buitengewoon lastige
terrein; vooral bij nacht stijgen de bezwaren zeer sterk. Hij vertelt op leven
dige wijze hoe zijn manschappen onder een hoedje waren te vangen als ze des
nachts moesten oefenen in waterterrein, waar een paar M. verschil is tusschen
eb en vloed, waar de plaats die straks nog begaanbaar of doorwaadbaar was,
enkele uren later een deel van een sterk stroomend water is. Zeer terecht
zegt hij: „De buitenlander zal uit den aard der zaak deze bezwaren in nog
heviger mate ondervinden".
De schr. betreurt het dat de compagnie Torpedisten is opgenomen in een
Korps Pontonniers en Torpedisten. Het ware z. i. beter geweest, haar als een
zelfstandig onderdeel te handhaven onder de rechtstreeksche bevelen van den
Chef van den Gen. Staf.