777
waarmede de heilzame invloed van de tewerkstelling van legerafdeelingen
ter handhaving van rust en orde in onveilige streken kan worden aan
getoond, voor het grijpen zijn. Voor een rechtgeaard Nederlander is een mi
litair nu eenmaal een halve barbaar, van wien men het ergste kan verwachten.
Bk.
11. OVERZICHT BUITENLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN.
La revue d'infanterie. Juli. Onze aandacht wordt getrokken door een
artikel, getiteld: „Essai sur Ia répartition des mitrailleuses dans le combat
offensif'. De schr. begint met te constateeren, dat bij den bewegingsoorlog
in 1918 de mitr. compagnieën, behoorende tot bataljons in voorste linie,
in de meeste gevallen werden opgelost en niet in hun geheel werden
ingezet. Wanneer dit laatste wel gebeurde, was zulks in speciale gevallen
en dan nog bijna altijd bij bataljons in tweede lijn. Hij wijst er op, dat
omtrent deze aangelegenheid in de Fransche voorschriften niets positief
is voorgeschreven en hij juicht dat toe, zeggende: „Nous avons trop
tendance a rechercher dans les règlements des solutions toutes faites
nous ferons mieux de prendre notre raison par le bon bout et de réfléchir.
Des Ieqons apprises par coeur ne sont qu'une gêne au moment de Taction,
pour celui qui n'a pas pris l'habitude de raisonner logiquement et sim-
plement."
Daarna gaat hij op grond van een paar aanhalingen uit (Fr.) voorschrif
ten, nl.„le. Précédée, protégée et accompagnée paries feus de Tartillerie,
aidée éventuellement par les chars de combat et par Taviation, Tinfanterie
conquiert le terrain, Toccupe, Torganise et le conserve. 2de. Ce sont les
compagnies de fusiliers-voltigeurs qui mènent le combat offensif. Tous
les autres éléments a Ia disposition du bataillon sont pour elles des
renforts de feu et fonctionnent a leur profit", zijne verdere beschouwingen
opbouwen. De fus-volt. zijn veelal niet in staat om hun taak alleen te
volvoeren, de gew.-mitrs zijn niet voldoende in vuurkracht om hen in
staat te stellen de hinderpaal gevormd door 's vijands vuur te boven te
komen. Daarom is in voorste lijn de steun van krachtiger en juister schie
tende wapens noodig. Die steun kan gegeven worden door de zw. mitr.
die daarioe door de intervallen of over de hoofden der voorste afdeelingen
kunnen schieten.
De zw. mitr. van een bataljon in voorste linie moeten dus in staat zijn
aan twee eischen te voldoen, nl. aan de afdn van het voorste échelon den
steun geven dien ze noodig hebben om vooruit te kunnen komen (en dit
kan alleen maar als ze vrij dicht bij die afdeelingen zijn opgesteld) en
ook de fus. volt. in het tweede échelon voorwaarts helpen hetzij door vuur
van achter, hetzij op de flank (dit kan alleen als ze op een behoorlijken
afstand van het eerste échelon afstaan; deze afstand zal grooter moeten
zijn naarmate het bataljon een breeder front inneemt). De vraag is nu maar
of de comdt van een mitr. cie aan die twee eischen kan voldoen als hij
zijn cie bijeen houdt. De oorlogservaring heeft volgens den schr. geleerd
dat dit niet kan en dat veelvuldig secties afgezonderd moeten worden
voor den steun van de troepen in het eerste échelon. Te meer omdat, ook
al weer op grond van de ervaring, die voorste troepen dikwijls steun van
mitr. noodig hebben bij tegenslag, als „premier élément de stabilisation".
En om die redenen werden in 1918 de compagnieën fuseliers-voltigeurs,
niettegenstaande ze toen reeds ruim waren voorzien van gew.-mitr., ver
sterkt met secties zw. mitr.
Maar meer naar achter op het gevechteveld doen zich andere eischen
gelden. Daar doet zich dikwijls de behoefte gevoelen aan een middel om
snel steun te verleenen, hetzij om den aanval te begunstigen, hetzij om
een tegenslag te neutraliseeren. Regiments- en divisie-commandanten