Deze instructie wijkt dus van die van 22 Augustus 1917 zeei belangrijk af, zoodat het vreemd is, dat deze laatste nog steeds als officieel reglement kracht heeft. In tegenstelling met de Duitschers maken de Franschen bij den aanleg geen onderscheid tusschen den bewegingsoorlog en den stellingoorlog. De loopgraven moeten in beide gevallen onafge broken doorloopen, althans in de hoofdstelling; in de veiligheids zone zal men aanvankelijk geen doorloopende loopgraven kunnen maken. De noodzakelijkheid daartoe ontstaat zoodra het blijkt, dat men geruimen tijd zal moeten standhouden. De Fransche voorschriften geven overeenkomstig den hiervoren aangegeven ontwikkelingsgang aan, dat de volgende beginselen den aanleg van versterkingen beheerschen: 1. De aanvalsartillerie zal te minder uitwerking hebben, naarmate de verdedigingsinrichtingen hechter zijn en minder bekend aan den vijand. De essentiëele verdedigingswerken, d.z. de mitrailleur emplacementen en de waarnemingsposten moeten verwijderd wor den gehouden uit die terreindeelen, waar men kan verwachten, dat het artillerievuur zijn grootste dichtheid zal hebben, zooals loop graven en naderingsgangen, en in het algemeen van markante punten. Bijzondere zorg moet aan camouflage worden besteed. Elk type van werken, dat de organisatie der verdediging en de ver- deeting der troepen zou kunnen verraden, moet worden vermeden (zooals de geïsoleerde steunpunten, welke op photo's duidelijk herkenbaar zijn). 2. De verdedigingsmiddelen moeten zoo spoedig mogelijk in werking kunnen treden. Daarom moet bijzondere zorg worden be steed aan de waarnemingsposten en de verbindingen daarvan met de achter gereed gehouden troepen. De onderkomens moeten een snel verlaten er van mogelijk maken. Zelfs de kleinste onderdeelen moeten voorzien zijn van een instructie, waarin aangegeven hun taak bij een vijandelijken aanval. 3. Wanneer de vijand de stelling binnendringt, kan op directen steun van de artillerie niet meer worden gerekend en moet de infan terie alleen rekenen op haar eigen vuren. Zij moet ter plaatse stand houden en z.m. tot een tegenaanval overgaan. 4. Het infanterievuur heeft veel uitwerking. Dit maakt mogelijk het front met weinig troepen te bezetten en de afdeelingen in de stelling in de diepte te echelonneeren, hetgeen weer mogelijk maakt: om een groot deel der infanterie te behouden, ook al wordt de voorste linie genomen; veelzijdig gebruik der artillerie (barrage vóór het front, barrage in de stelling, vuur tot steun van tegenaan vallen). 5. De automatische vuurwapens hebben hun grootste rendement bij flankeerend vuur. Verbinding van hindernis en vuur verhoogt de vuurkracht. 796

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 14