het personeel waarbij eveneens voor een ruime reserve moet wor den gezorgd voor een luchtmacht van 500 vliegtuigen te vinden. Nu moge men van meening zijn, dat de in de Vlootwet voorgestel de zeemacht wel voor vermindering vatbaar is wij achten ons hierin niet tot oordeeien bevoegd deze besnoeiing kan toch nooit zoodanig zijn, dat uit de vrijkomende gelden de hoogergenoemde luchtvloot zou kunnen worden gebouwd en in stand gehouden. Evenmin zal iemand in ernst kunnen verklaren, dat ons leger een dergelijke aderlating kan ondergaan, en daar er in de eerste tijden ook geen sprake van zal zijn, dat de voor een machtige luchtvloot vereischte millioenen nog boven de tegenwoordige be- grootingsbedragen voor land- en zeemacht zullen worden toege staan, blijft ons niets anders over dan ook ten aanzien van cie luchtstrijdkrachten ons tevreden te stellen met het beruchte „uiterste minimum", gelijk zulks ook met leger en marine geschiedt. Dat de enkele escadrilles, waarover de N. 1. weermacht thans beschikt ver beneden dat minimum blijven, zal wel niemand bestrijden. Uitbreiding, zoodra de iinancieele toestand dit maar eenigszins gedoogt, is dan ook een gebiedende eisch. Om zich nu van het noodzakelijk minimum eenigszins een idee te kunnen vormen, dient men zich in de eerste plaats duidelijk voor den geest te stellen, hoe men de luchtstrijdkrachten denkt te gebruiken en nemen wij hiertoe het ernstigste geval in beschouwing, namelijk dat een vijandelijke staat een troepenmacht naar Java tracht over te brengen om dit eiland tijdelijk dan wel blijvend te bezetten. Hoe ook de meeningen omtrent de door ons in dit geval te volgen tactiek zullen uiteenloopen, in h o o f d I ij n e n zullen de verschil lende oplossingen wel het volgende beeld toonen: le. aan een deel der luchtstrijdkrachten wordt opgedragen de komst van de vijandelijke transportvloot tijdig te melden; 2e. het gros wordt meer achterwaarts geconcentreerd, 'teneinde op een gunstig moment een ernstigen aanslag te plegen op de vijandelijke onderneming; 3e. enkele eenheden worden speciaal bestemd voor de bescher ming van marinesteunpunten, spoorwegcentra, magazijnen en der gelijke kwetsbare, belangrijke objecten. Wat de ad le. bedoelde verkenning betreft, deze dient ver voor uitgeschoven te worden en moet derhalve uit verschillende punten op den buitenrand van den Archipel in werking worden gesteld, terwijl de organisatie zoodanig behoort te zijn, dat 's vijands^hoofd- macht niet ongezien de Indische wateren kan bereiken. Aangezien deze verkenning in nauw verband staat met die van de oorlogs vaartuigen, zullen de daarvoor bestemde vliegtuigen een onderdeel van de zeemacht moeten uitmaken. In de Vlootwet is hiermede dan ook rekening gehouden en wordt voor deze taak een honderdtal vliegtuigen uitgetrokken. 801

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 19