1. OP WELKE PLAATS MOET DE A. B. VAN EEN GEMENGD DETACHEMENT ZICH OPHOUDEN? door X. Bij meerdere oefeningen, in het afgeloopen tijdperk bijgewoond, werd door mij aandacht geschonken aan de wijze, waarop de ver schillende detachementscommandanten bovenvermelde vraag heb- gen vermeend te moeten beantwoorden. In vele gevallen bleek mij, dat ik niet kon instemmen met die beantwoording. Dit is de reden dat ik besloot het onderwerp eens ter sprake te brengen in het 1. M. T. in de hoop eene gedachtenwisseling ter zake uit te lokken, welke tot gevolg zal kunnen hebben, dat in het vervolg het inder daad belangrijke vraagstuk op meer oordeelkundige wijze zal worden opgelost, dan tot heden meermalen geschiedde. Laat ik dadelijk beginnen met de mededeeling, dat in de vele desbetreffende bevelen, twee hoofdverschijnselen waren te con- stateeren, t. w. Ie. een neiging om als laatste punt in een gevechtsbevel te vermelden: „Ik bij de Algemeene Reserve". 2e. de meening dat de A. B. zich daar moet bevinden, waar het grootst; deel van zijn Infanteriemacht op het gevechtsveld optreedt. Zonder nu te willen beweren dat een plaats bij de Alg. Res. dan wel bij het grootste deel van de Infanteriemacht ten allen tijde is te ontraden, wil ik toch al dadelijk waarschuwen tegen het verheffen van vorenvermelde opvattingen tot beginsel en wel omdat ik vast overtuigd ben dat, zoo niet in alle dan toch in zeer vele gevallen, zulks niet zal leiden tot de meest gewenschte oplossing van het vraagstuk. Meermalen vroeg ik mij af, w a a r m de detachementscomman dant zijn plaats koos bij de Alg. Res., waarom de detache mentscommandant ging meeloopen met het grootste deel van zijn Infanteriemacht, zonder daarop echter een afdoend antwoord te vinden. Ook was ik wel eens in de gelegenheid den betrokken detachementscommandant te vragen op grond waarvan hij voren bedoelde plaats koos, maar ook dan kreeg ik als regel een onbe vredigend antwoord. Meestal luidde dit: „dat heb ik altijd zoo gezien" of „als mijn Alg. Res. wordt ingezet, hoor ik daar toch bij?" of „Ik behoor toch te zijn bij de actie van het grootste deel van mijn Infanterie", enz. Het zal den lezers duidelijk zijn dat die antwoorden geen moti veering geven en dat dus het aanwijzen van de Alg. Res. c. q. het gros van de optredende infanterie als plaats voor den A. B. meer is te beschouwen als het volgen van een sleur, van een bestaand 783

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 1