Men moet dus, om de schoten welke in P, vallen, te brengen in P2 gelegen in de waarnemingslijn den schootsafstand met P,P2 vermeerderen. De grootte van P,P2 wordt gemakkelijk gevonden, indien men uit den waarnemingspost de afwijking P,WD of w heeft ge meten. Men kan nl. indien de eerste richting van de batterij niet al te onnauwkeurig heeft plaats gevonden, zonder eenig bezwaar P,P2 P',D stellen. Om de grootte van P',D te bepalen, zoeken wij de grootte van 1 °/00 op DS uitgaande van WD. De lengte van de boog W van 1 °/00 op den afstand WD is (d. i. de lengte van de waarnemingslijn uitgedrukt in kilometers). Teekenen wij nu in een grafiek (fig. la) een lengte Db W YÖöq loodrecht op WD. Het punt b stelt voor het uiteinde van de boog van 1 °/00 op de aangenomen schaal. Men zou dit punt b moeten verbinden met W op dezelfde schaal, doch dit zou geheel buiten de teekening vallen; bovendien is deze verbinding niet noodig, omdat men weet dat bW een hoek van 1 °/00 maakt met DW, d. w. z. practisch met deze lijn evenwijdig loopt. Men trekt dus bb, evenwijdig aan DW en vindt in Db, de lengte van het stuk, dat uit W van SD wordt afgesneden door 1 °/00. Men meet Db, uit de grafiek, rekening houdende met de schaal, en vindt a,. Deze waarde a, is de coëfficiënt F welke de Instruction geeft, doch veel eenvoudiger gehou- w den, dan door het invoeren van de grootte van de vork (2 S50) zooals in dat voorschrift. Men vindt dus met voldoende nauwkeurigheid P,P2= a,w waarin de hoek w uitgedrukt in duizendsten. 811 waar fouten in de zijdelingsche richting zich bij kleine waarnemings- hoeken sterker in de waargenomen afwijking ten opzichte van de waarnemingslijn demonstreeren, dan fouten in de lengte. Onze uitdrukking voor den coëfficiënt: W/sin at waarmede het aantal °/oo van de opgemeten afwijking vermenigvuldigd moet worden om de afstandscorrectie te vinden, is geheel dezelfde als de hierboven met a, benoemde. DP2 is in een met middelmatige nauwkeurigheid voorbereid vuur inderdaad niet meer dan een 100-tal meters, terwijl de lengte van de waarnemingslijn WD in het algemeen verscheidene kilometers bedraagt; de lijnen P,P2 en P',D welke nagenoeg evenwijdig loopen, zijn dus practisch op gelijken afstand van W gelegen, en veel dichter bij elkaar, dan in de fig. 1 schijnbaar het geval is, in welke figuur met het oog op de duidelijkheid de grootte der hoeken overdreven is voorgesteld.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 29