struction geeft, doch op nauwkeuriger en tevens eenvoudiger wijze verkregen. De afstandswijziging behoorende bij een zijwaartschen sprong van z moet dus om de schoten in de waarnemingslijn te houden zijn a2. z. De a2 is dezelfde coëfficiënt als onze S/tga, met dit verschil, dat wij]—evenals de W/sina— de grootte van dien coëfficiënt berekenen, terwijl zij in het onderwerpelijke artikel door constructie wordt gevonden. In ons betoog zal dus met een sprong zijwaarts van 8°/o0 een af- standssprong van 8 X S/tg« meters gepaard moeten gaan, om de scho ten in de waarnemingslijn te houden. II. De vuurleiding. Inschietvuur. De „Instruction" schrijft stuksgewijze inschieten voor bij waarneming van ter zijde. Deze wijze van werken schijnt in strijd met den algemeenen geest van dat reglement, dat overigens neiging vertoont terug te keeren tot de schietopvatting van de „75" van vóór den oorlog, nl. de batterij als één stuk te beschouwen. Voorts is deze wijze van inschieten langzaam en verhoogt zij in het geheel niet de juistheid van het vuur. Zij eischt inderdaad gemiddeld een goed half uur, zoodat, wanneer het 4e stuk is inge schoten, de atmosferische omstandigheden min of meer gewijzigd zijn, waardoor het inschieten van de eerste stukken aan waarde heeft ingeboet. Het stuksgewijze inschieten is algemeen geworden gedurende den oorlog, vooral bij de zware artillerie, eenerzijds het dient erkend te worden omdat deze methode de minste inspanning van den kapitein eischt: „c'était le tir a la papa dans toute sa beauté", anderz:jds vanwege belangrijke drachtsverschillen tusschen de stukken der batterij, en onvoldoende bekendheid met de grootte daarvan. De stukken vertoonden dus sterke onderlinge verschillen in uit- geschotenheid, terwijl de dV0 van het 2e, 3e en 4e stuk ten opzichte van het directiestuk onvoldoende bekend was. Niet zelden vond men na een of twee jaren oorlog geheel nieuwe vuurmonden samengevoegd met oude, sterk uitgeschoten stukken. Vandaar de aangenomen gewoonte, welke ongelukkigerwijze door de Instruction is overgenomen, om voor elk juistheidsvuur over te gaan tot stuksgewijze inschieten. Opdat een batterij een homogeen organisme vorrne, één enkel instrument, moet zij voldoen aan de twee volgende voorwaarden: 1dat zij toelaat, een juisten waaier te vormen, d. w. z. dat bij vooropgestelde evenwijdigheid der richtlijnen de uiterste verschillen in zijdelingsche richting der stukken niet meer dan 4 a 5 °/o0 bedragen; dit is een hoofdvoorwaarde, welke steeds vervuld kan worden; 813

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 31