de verschillende onderdeelen van een detachement wel degelijk
zulke eischen stelt aan de plaats van den A. B., dat het volgen van
meerbesproken sleur daarmede in strijd is.
Laat ik beginnen met van die voorschriften melding te maken.
G. H. 37 noemt de keuze van de plaats van den A. B. van het
grootste belang en stelt daaraan den eisch dat ze zoodanig moet
worden gekozen, dat de A. B. in staat is zijn geheele troe
penmacht (spatieering van mij) te leiden en tevens, zoo
noodig, zijn persoonlijk ingrijpen is gewaarborgd. Verder is in dat
punt van de G. H. van belang de bepaling dat de plaats van den
A. B. moet zijn gelegen buiten het werkzaam vuur van den tegen
stander.
Al dadelijk de opmerking, dat het volgen van den A. B. van de
Alg. Res. of welk deel van zijn infanteriemacht dan ook, in den
regel in strijd is te achten met dit voorschrift.
Voor wat betreft de G. H. wil ik volledigheidshalve nog even
melding maken van punt 146, dat voorschrijft dat de A. B., zoodra
maatregelen zijn genomen voor een terugtocht en hij de uitvoering
daarvan verzekerd ziet, in den regel zal terug rijden om verdere
voorbereidingen te treffen.
Dit voorschrift zal wel geen verschil in opvatting geven, evenmin
als V. V. 1. 156, dat bepaalt dat, en aangeeft waarom in den marsch
de A. B. zich in den regel bij de voorhoede zal ophouden.
Overigens bestaan geen bepaalde voorschriften betreffende de
plaats van den A. B., doch wel worden terzake hier en daar nog
enkele aanwijzingen gegeven.
De minst gelukkige, althans n. m. m., is die, neergelegd in V. V. I.
7. Naast de juiste verplichting voor den A. B. zich voordurend
op de hoogte te houden van al hetgeen in zijn omgeving gebeurt
en op zijn handelingen van invloed kan zijn, staat er nl. dat hij,
zonder herhaalde plaatsverandering en zorgende voor een verze
kerde verbinding met zijn onderaanvoerders en onmiddellijken chef,
moet trachten met eigen oogen te zien.
Dit verklaart voor mij dat men dikwijls detachementscomman
danten heuvels ziet beklimmen, meestal zeer ten nadeele van de
verbindingen, dan wel dat detachementscommandanten zich in of
kort achter de eerste infanterielinie ophouden, hetgeen toch zeker
in strijd is te achten met het bepaalde in G. H. 37 (hiervoor reeds
besproken). Ik zou het dan ook in het belang van de zaak achten als
de 2e zin van V. V. I. 7 kwam te vervallen.
V. V. 1. 8 (1) eischt dat de plaats waar de A. B. zich ophoudt
steeds zoo spoedig mogelijk is te bereiken, hetgeen zeer zeker niet
het geval is als hij zich op een heuvel posteert, en dikwijls ook
niet als hij zich plaatst bij de Alg. Res. Blijkens G. H. 26 toch
worden aan de plaats van de Alg. Res. andere eischen gesteld dan
aan die van den A.. B. Volgens dat punt moet de Alg. Res. zoodanig
785