beschikte, wisselde in den grooten oorlog de wijze van optreden; de Duitsche frontsoldaat was met deze gedachte ten volle vertrouwd en wist zelf onderscheid te maken in zijn gedragingen tegenover „zah festhaltende, altgediente Englander" en die tegenover „fran- zösische Durchschnittsinfanterie". Daarom is dan ook in het A. V. I. geen rekening gehouden met een „Normalgegner", maar is overal ruimte gelaten voor het zich voegen naar de eischen, welke de omstandigheden van het oogenblik stellen. Majoor Osterroht wil bij iedere oefening een tegenstander aangenomen zien van bepaalde eigenschappen, met een eigen manier van ontreden, welke afhan kelijk is van bewapening en moreel. Het is dan de taak van den aanvoerder en van den troep, zich daarnaar te gedragen. In de eerste plaats moet natuurlijk rekening worden gehouden met een volwaardigen tegenstander, en voorts moeten aanvoerders en troep ervan worden doordrongen, dat zij steeds op verrassingen zullen moeten rekenen, dat ieder geval iets nieuws kan brengen en andere „Aushilfen" noodig kan maken. „Bei jeder Kritik wird gewürdigt werden miissen ob der Führer erfinderisch war in der Wahl seiner Mittel", zooals in punt 80 van het A. V. I. staat voorgeschreven. In het nieuwe voorschrift is men het oude beginsel getrouw gebleven, eerst het aanvallend en dan het verdedigend gevecht te behandelen, niet om overwegingen van tactischen aard, maar, zoo redeneert men: „bei der Pflege des Angriffsgeistes lassen sich in ganz anderer Weise als beim Ueben von Verteidigungsgefechten bei Führer und Mann Entschluszkraft starken, Verantwortungsfreude erwecken und das Vorstellungsvermögen der Truppe anregen". Zoowel bij aanval als bij verdediging is de lineaire idee verdwenen. Men spreekt van een verdedigingsz n e, waartegen dan niet met golven wordt aangevallen, doch stooten worden georganiseerd. Hiernaar moet de krachtsverdeeling van den aanvaller worden geregeld. De beslissing over het hoe en waar toebrengen van den hoofdaanvalsstoot zal reeds vroegtijdig moeten worden genomen, wil de aanvaller zijn voornaamste voordeel, vrijheid van handelen, niet verliezen tengevolge van het wachten op meer verkennings resultaten. Dit is een oud beproefd beginsel, dat niets met moderne opvattingen over het infanteriegevecht te maken heeft, noch met lineaire of stoottactiek. In de kleinere verbanden van een bataljon en minder alleen is het mogelijk, de gegevens welke door de onmiddellijke aanraking met den vijand worden verkregen zich ten nutte te maken bij het in bijzonderheden regelen van het inzetten en doorvoeren van den aanval. Om den aanvalsstoot krachtig te kunnen maken, is het noodig, op andere plaatsen van het gevechtsfront zooveel mogelijk krachten te besparen „besonders für uns, die wir gezwungen sind, auch mit Unterlegenheit an Zahl und Be- waffnung anzugreifen". Deze besparing kan b. v. worden ver kregen, door op ongunstige gedeelten van het aanvalsterrein geen 822

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 40