stootkracht doch alleen vuurkracht in te zetten, en wel voor bewaking alleen. Terreingedeelten welke onder zwaar artillerievuur van den verdediger liggen, kunnen flankbeveiliging verschaffen aan in neven ïggend terrein oprukkende aanvalstroepen en den aanvaller besparing van vuurkracht opleveren. Uit het algemeene aanvalsplan zal voor de eenheden (naar beneden tot en met de compagnie) het aanwijzen van aanvals- strooken volgen. Evenwel moet ten sterkste gewaakt worden tegen het star vasthouden aan deze gevechtsstrooken. Op de kaart vast gestelde strooken zullen in den regel tot diep in de vijandelijke verdedigingszone grijpen. De aanvoerder, die op deze wijze strooken aangeeft, zal echter moeten begrijpen, dat nadat eenmaal contact met den vijand zal zijn verkregen de gang van het 'gevecht veelal afwijking ervan zal eischen. De lagere aanvoerders, die gevechts- stiooken toebedeeld krijgen, zullen daarin moeten zien een houvast voor wat betreft de ruimte, waarin zij hun troep met behoud van zijn gevechtskracht door het onder bereik van de vijandelijke artillerie liggend terrein tot dicht bij de vijandelijke opstellingen moeten brengen. Het tijdelijk overschrijden van de grenzen van zulk een strook behoeft daarbij niet uitgesloten te zijn (punt 94 A. V. I.). Vooral voor den bataljons-commandant bestaat hier gelegenheid tot persoonlijke aanvoering, door het terrein en de vijandelijke vuur- uitwerking te verkennen en de vormen gedurende het oprukken te kiezen in overeenstemming met de behoeften van ieder oogenblik. Zoo zal hij b. v. naast elkander oprukkende compagnieën achter elkander kunnen plaatsen en omgekeerd. De zware mitrailleurs welke echelonsgewijze vooruitgaan, moeten daarbij de compagnieën steeds tegen vuurovervallen beschermen. Bij oefeningen, welke in het algemeen vlug moeten verloopen, ontbreekt doorgaans voor het bovenstaande de tijd. Het is daarom van belang, bij oefeningen slechts bepaalde gevechtsmomenten te beste"? daaraa" m0et dan ook de nood'ge tijd worden In iedere gevechtsstrook ligt het grootste gevaar niet in front maar op de flank. In de nevenstrooken toch ontbreekt de eigen gevechtsverkenning en van die zijde dreigen dus verrassingen welke de worwaartsche beweging kunnen verlammen. De neven troepen zijn zich dikwijls zelfs niet bewust van het intreden van zulk een toestand. Het vragen van hulp aan de neventroepen kost tijd, het verleenen ervan kan soms in strijd zijn met de ei^en gerechtsbelangen dier troepen. Vandaar de plicht van iedere atdeelmg, in de eerste plaats voor haar eigen flankbeveiliging zorg te dragen, waaruit weer volgt, dat dikwijls gevechtsopdrachten, in de eerste plaats aan zware mitrailleurs, ook buiten de eigen ge vechtsstrook gegeven zullen moeten worden. Maar bovendien^ is gevechtsbeveiliging in front door het reeds vooruit gereed houden van flankeerende vuurkracht geboden; en ook dit' leidt tot het 823

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 41