terie te behouden. De legers, die over een dusdanig wapen beschikken, hebben het dan ook over het algemeen ingedeeld in niet-homogene secties, (d. w. z. dat de sectie bestaat uit onder- deelen die niet aan elkaar gelijk zijn, dus bijv. uit een half-sectie voorzien van de mitrs en een half-sectie bestaande uit geweer- schutters, m. a. w. het Duitsche systeem). Deze organisatie komt volgens de voorstanders tegemoet aan het bovengenoemde bezwaar, dat de beweeglijkheid zoude lijden onder de indeeling van een automatisch wapen. Op die wijze toch maakt men althans enkele groepen beweeglijker, door in de sectie de elementen vooi het ^automatische) vuur te scheiden van die welke in het bijzonder voor de beweging en het handgemeen bestemd zijn, de tirailleurs dus of de schokgroepen, of hoe men ze noemen wil. Tegen deze wijze van indeeling wordt gewoonlijk ingebracht, dat het is te. vreezen, dat de mitr.-groep, die de andere groepen moet steunen met haar vuur, achter zal blijven en aldus niet ter plaatse zal zijn daar waar en op het oogenblik dat men haar het meest noodig zal hebben, namelijk geheel vooraan, onmiddellijk voor het handgemeen. Zoo ziet men dan ook de Italianen, zelfs met een lichte gm, het Fransche systeem huldigen, n. 1. van de gemengde gevechtsgroepen in een homogene sectie. (Ook onze infanterie zal deze organisatie krijgen). De Engelschen en Duitschers daarentegen hebben het andere systeem gekozen, ofschoon zij toch ook hooge eischen stellen aan de beweeglijkheid. In dit verband moet worden herinnerd aan een artikel van den Britschen kapitein Liddel Hart in de „Revue militaire générale" van 15 Oct. 1922, waarin deze op waarlijk krachtige en bijna hartstochtelijke wijze opkomt voor den geweerschutter, in het belang van de beweeglijkheid en het aanvalsvernrogen van de infanterie. Volgens hem gaat de vereering voor den gm te ver. Ook de Duitsche Oberst Fr. von Tayssen verdedigt in zijn boek: „Material oder Moral" de Duitsche opvatting tegenover de Fransche, m. a. w. de waarde van den geweerschutter (en bajonet vechter) tegenover die van den gm. De zooeven genoemde Britsche kapitein erkent echter wel de nadeelen, aan de niet-homogene sectie verbonden, te weten dat op de hachelijkste oogenblikken de gms achter zullen zijn en niet dien steun zullen kunnen verleenen, dien de geweerdragenden, enz. op dat oogenblik noodig hebben. Hieraan is alleen tegemoet te komen, als er bij de opleiding en oefening voor wordt gezorgd, dat de sectie zich als een eenheid beschouwt, in welke allen weten, dat 'j elkaar moeten helpen en slechts met en door eikaars hulp succes kunnen verwerven. Ad 4. Meer en meer schijnt men, wat betreft de zw. mitrs, tot de overtuiging te komen, dat het uit een tactisch oogpunt het beste is dat deze wapens niet te eng zijn verbonden met het troependeel dat zij moeten steunen en dekken. Zij kunnen bij hun optreden 828

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 46