bij onzekere uitkomsten. Want, zooals men weet, wordt voor het vuur der artillerie geëischt, dat men de ligging der schoten kan waarnemen en zoodoende het vuur controleeren. Dat nu is vooi het mitr.-vuur vrijwel uitgesloten. t Het is dan ook geen wonder, dat zoowel de Duitsche als de Fransche voorschriften meer voelen voor direct vuur bij den aanval. Dan ziet men tenminste wat men doet. Maar hoe dan ook, de zw. mitrs moeten de voorste troepen steunen als deze op den vijand ingaan en in zijn opstellingen zullen binnendringen (Stosz, assaut). In slechts enkele gevallen stellen de Duitschers daarvoor zw. mitrs ter beschikking van de voor- compapnieën zeiven, b. v. in bedekt of zeer doorsneden terrein. Voor de zw. mitrs „de fond" geldt als regel, dat verplaatsing, hoewel noodig, een gevaarlijk moment schept. Daaruit volgt, dat stellingverwisseling alleen mag plaats hebben als zij niet meer ,aan hun opdracht kunnen voldoen. De nieuwe opstelling en de weg erheen moet met zorg worden verkend, zoodat het materieel er zoo snel mogelijk, langs den kortsten weg, heen gebracht kan worden en tevens, dat het vuur in den kortst mogelijken tijd weer kan wor den geopend. In het kort, alles moet voor de stellingverandering zoo nauwkeurig mogelijk worden voorbereid. Wat betreft het Engelsche standpunt ter zake valt nog op te merken dat de reeds eerder aangehaalde Britsche kapitein Liddel Hart omtrent het gebruik van de Vickers (de Engelsche zw. mitr.) ongeveer het volgende heeft gezegd: De Vickers wordt niet en kan niet worden beschouwd als een werkelijk infanterie-wapen. Daarvoor is hij te zwaar (stuk met affuit en koelwater ongeveer 35 K. G.). Hij belemmert de infanterie in haar bewegingen. Bij den aanval is hij dan ook het beste te gebruiken op tanks. Maar als de aange vallen opstelling is genomen, dan kan hij zeer veel nut afwerpen en wel speciaal om die veroverde opstelling voor de verdediging in te richten. De genoemde kapitein acht het daarom het best, dat de zw. mitrs afgezien van die der tanks, vereenigd worden in eenheden onafhankelijk van de bataljons. Dat was de Engelsche organisatie van vóór den oorlog, die volgens hem ook weer zal worden inge steld. Volgens hem is de huidige indeeling alleen gebaseerd op bezuinigingsoverwegingen en hij acht het zelfs waarschijnlijk, dat de zw. mitrs nog eens als een afzonderlijk „wapen" zullen gelden. Zooals men ziet hebben de Engelschen de neiging om het verst te o-aan in dit opzicht. Volgens Fransche en Duitsche opvattingen is het wel degelijk noodig om zw. mitrs in te deelen in de organisatie van het bataljon, daar die hun directen steun niet kunnen missen De schrijver van het artikel, waaraan het bovenstaande werd ontleend, eindigt als volgt: „L'infanterie est restée, après la dermère guerre, ce qu ïl y a 830

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 48