834
lement". Hij acht het noodig, nog eens uitdrukkelijk te zeggen wat men
zou denken, dat nog al voor de hand ligt, n. 1. „dat de officieren van dit
dienstvak (de intendance) zich in vredestijd geheel dienen te orienteeren
op hun oorlogstaak".
Na een artikel over de waardeering der huurwaarde van gouvernements
woningen in verband met de belastingaangifte en een ander over het
verloop der prijzen in Indië van 1913—1923 (indexcijfers) volgen de ge
wone rubrieken.
M. B.
11. UIT DE PERS.
Het Soer. Handelsblad van 24 October 1.1. bevat een artikel van zijn
Preanger Redacteur, den Heer Z., over „Leger en gewapende politie", dat
ons van genoegzaam belang voorkomt, om het hier in extenso te laten volgen.
„Deskundige beschouwingen omtrent de juiste bestemming van het kolo
niale leger en de urgentie, dit machtsinstrument niet aan die bestemming
te onttrekken, hebben indertijd deze materie getrokken in den rayon der
publieke belangstelling. Het zou zeer moeilijk vallen terzake nieuwe ge
zichtspunten te openen; niettemin, nu men andermaal staat voor de oplossing
van financiëele kwesties, welke bezuiniging tot het uiterste noodzakelijk
zullen maken, is het wenschelijk wederom te wijzen op de mogelijkheid,
een belangrijk bedrag te besparen door voortgaande vermindering der
gewapende politie, terwijl deze uitsparing van geld dan nog extra-aan
lokkelijk wordt gemaakt, omdat zij de gelegenheid biedt, het leger terug
te geven aan zijn eigenlijke taak.
Indertijd is in den Volksraad de opmerking gemaakt: dat de vervanging
der gewapende politie op de buitenbezittingen door het leger dus moest
worden beschouwd als een legerbelang- Deze bewering was onjuist, in
zoover, dat geen enkel materieel belang van het leger door die vervanging
zou worden gebaat, Wèl zou zij als direct gevolg hebben een snelle
verbetering van den goeden militairen geest, en hij, die dit toejuicht, erkent
de groote beteekenis hiervan voor de al gem een e zaak, welke zich
uitstrekt ver buiten de dimensies van het zeer beperkte m i 1 i t ai re be 1 an g.
Alle koloniale legers hebben niet in de eerste piaats tot taak het
land, dat zij dienen te beschermen tegen buitenlandsch geweld, doch wèl:
tegen pogingen, welke van binnen uit zouden kunnen worden aangewend
tegen het Gezag.
Waar een regeering uit het volk zelf is voortgekomen, derhalve een
nationaal karakter draagt, is de voornaamste taak van het leger uit den
aard der zaak de afwering van pogingen, welke van buitenaf worden
gericht tegen de gemeenschap, waarvan dit leger de natuurlijke be
schermer is.
Het behoeft geen nader bewijs, dat in een kolonie, waar den oorspron-
kelijken bewoners een vreemd Gezag is opgelegd, het leger dus: het
koloniale leger in eerste instantie ten doel heeft, dit niet-nationale
Gezag te handhaven, en te beschermen tegen pogingen, welke het
tegendeel beoogen en in de eerste plaats mogen worden verwacht uit de
autochtone bevolking, welke dit bewind slechts als een vreemde regeering
kan zien.
Het koloniale leger is dus immer eerst: een politieleger; zijn taak
is de politiek-politioneele.
Deze grondwaarheid komt niet in het gedrang, indien men het leger
ook uitrust tegen buitenlandsch geweld, en het daartegen aanwendt.
Er is een tijd geweest, dat men zich van de enorme beteekenis van het
leger als machtsinstrument in den hiervóór aangegeven zin niet voldoende
bewust was; de geschiedenis der buitenbezittingen levert hiervan op elke
bladzijde het bewijs.