835
De Atjeh-oorlog nam lange jaren achtereen het leger zóó in Anspvuch,
dat overal elders in den Archipel een politiek van non-interventie moest
•worden gevolgd. De expeditie naar Lombok was pas mogelijk na de
toezegging van generaal Dijckerhof: dat hij zou zorgen op Atjeh geen
troepenaanvulling noodig te hebben.
Als surrogaat voor het leger behielp men zich destijds veelal met pra-
djoerits; alle aanschrijvingen omtrent dit nieuwe korps, speciaal die
welke handelen over de uitbreiding daarvan, dagteekenen ook uit den tijd
waarin wij ons, naar de destijds heerschende opvattingen, in Atjeh hadden
vastgewerkt.
Ik herhaal: dit was te wijten aan het gemis van het juiste inzicht inzake
de politiek-politioneele taak van het leger; intusschen dankten aan deze
vergissing de korpsen pradjoerits hun opkomst en uitbreiding en u weet,
welk lang en taai leven een waan kan hebben ook de daaruit geboren gewa
pende politie dankt daaraan het wanbegrip der noodzaak van haar bestaan.
Na 1896 kwam de groote omkeer: het leger kreeg gelegenheid tot ont
plooiing van zijn gaven in politiek-politioneele richting, en elk optreden
in nieuw gebied bewees zijn eminente capaciteiten. En zoo bleek het
mogelijk met dit leger, zonder het uit te breiden, vrijwel den geheelen
Archipel te onderwerpen en ons gezag daadwerkelijk te vestigen. Het
hoogtepunt onzer armee als politieleger ligt ongeveer in 1910 (pacificatie
Atjeh), en daarop volgde de opkomst van verkeerde begrippen, die er toe
leidden, dat men, instede van het leger te laten voortgaan op den weg,
welken het reeds met zoo schitterend succes had afgelegd, verandering
invoerde en het naar Java deed overgaan.
Men vergat, dat een koloniaal leger alleen in de uitoefening zijner
politiek-politioneele taak zijn bestaansreden vindt, en liet het werk op de
buitenbezittingen over aan een minder goed korps, de gewapende politie.
Men had weliswaar in dien tijd nog geen militie, miste dus op Java de
reserve, welke men er thans heeft gevormd en nog vormt, en dit was
ongetwijfeld een overweging, welke de aandacht verdiende. Nimmer echter
had zij zóó zwaar mogen wegen, dat men daarom het leger aantastte in
zijn bestaansreden, alleen om de troepenmacht op Java sterker te maken.
Het was van primair belang, het leger niet te onttrekken aan zijn sociale
taak en verwording te voorkomen, maar het is het kenmerk der tijden,
waarin de groote vergissingen worden begaan, welke nog lange jaren
haar slechten invloed doen gevoelen, dat de juiste kijk op de verhoudingen
verloren is en men het allesbeheerschende, het primaire, het levensbelang
doet wijken voor het secundaire. Op elk gebied, dat door een bewind
wordt bestreken, worden nu en dan zulke vergissingen begaan, en er is
veel met groote energie gevoerde strijd noodig, om het waanbegrip uit te
roeien. Hoe lang duurde het niet, vóór het overheerschende het primaire
belang der poenale sanctie voor de ontwikkeling der buitenbezittingen werd
erkend boven allerlei overwegingen van hoogstens secundairen aard als:
ethische, politieke, enz.
Zoo is in den ontwikkelingsgang van iedere samenleving de aanwending
van veel energie, talent en kracht noodig, om uit te roeien, hetgeen van
onwaarde is, en zoo gaat ook nu nog de strijd tegen den waan, dat de
gewapende politie als militair korps eenige eigenschap zou bezitten,
waarin het niet belangrijk werd overtroffen door het leger, en als politie
korps niet in alle opzichten de mindere zou zijn der algemeene politie, en
dus van één van beiden, of beiden het surrogaat kan zijn.
Uit de eene fout wordt logisch - das eben ist der Fluch der bösen Tat
de andere geboren. Het leger, onttrokken aan zijn ware bestemming, miste
den stevigen steun, welken ieder vindt in de vervulling van zijn plicht;
nu het zich^ niet meer kon wijden aan de taak, welke zijn bestaansreden
is, vielen één voor één de moreele steunsels weg en ging men den weg
der verwording op.
Natuurlijk geschiedde dit nóch plotseling, nóch bewust. In een lichaam