Inderdaad gaat het slechts om den tegenstand van personen die hun eigen verlangen naar ongerepte macht, naar vrije gezagsuitoefening, dat in" de hanteering van detachementen gewapende politie zoo streelende bevrediging vindt, durven stellen boven de groote algemeene belangen der gemeenschap. Die tegenstand dient nog te worden gebreken. De tijd is voorbij, waarin voldoening aan persoonlijk inzicht de schatkist tonnen gouds mocht kosten. Er is heel veel geld noodig voor reëele behoeften, en ieder zet zich aan de oplossing van brandende financiëele kwesties. Met klem moet nu weer aan de orde worden gesteld: snelle en ruime vervanging van gewapende politie door het leger". 12. OVERZICHT DER NEDERLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN. De Militaire Spectator. September. (Jubileumnummer). Zooals bijna alle Nederlandsche periodieken opent ook de Spectator met een jubileums artikel, verlucht met het bekende goed geslaagde portret van onze geëer biedigde Souvereine. De generaal Forbes Wels spreekt in een stukje, getiteld „Zelfvertrouwen", de hoop uit, dat het Nederlandsche volk den rechten weg moge vinden, om uit de moeilijkheden te geraken welke verbonden zijn aan den wensch om een vrij volk te blijven, maar daarvoor tevens zoo min mogelijk te betalen. De schr. eindigt met de volgende, niet overbodige, opwekking: „En laten wij, beroeps- en verlofsmilitairen, ieder in onzen eigen kring ernstig blijven voortwerken tegen moeilijkheden van allerlei aard in aan de taak, die ons is opgelegd. Laten wij vooral het vertrouwen in ons zelf en in de toekomst niet verliezen". Welke aansporing wij ook wel kunnen gebruiken in de huidige tijden. Over „De beteekenis van ons Veldleger" schrijft niemand minder dan de Commandant van dat veldleger, de generaal Muller Massis. De schr. toont aan dat het veldleger noodig is om althans eenige kans te hebben den oorlog buiten de landspalen te houden. Elke maatregel strekkende om de kracht van dat leger te vergrooten, moet daarom worden toegejuicht. De generaal Van Tuinen bespreekt „De Vesting Holland". De schr. geeft een omschrijving van het begrip: vesting Holland, wijst er vervolgens op dat men langen tijd, geheel in strijd met dat logische begrip, er een viertal liniën en stellingen op na hield, dat de noodzakelijkheid van eenheid in de mobilisatie-jaren bleek en dat eindelijk bij K. B. van 23 Aug. 1922 aan een ongewenschten toestand een einde werd gemaakt door de instelling van de „Vesting Holland", waarmede thans de eenheid in de verdediging is verzekerd. „Naast vereenvoudiging en dus bezuiniging in vredestijd, beteekent de oprichting van het instituut Vesting Holland de verzekering van het economisch gebruik van de daarvoor in eersten aanleg ter beschik king te stellen strijdkrachten en strijdmiddelen, waarmede de belangen der geheele landsverdediging in groote mate worden gediend". Aldus het slot van het artikel. De gep. generaal Burger geeft een artikel „Ende deëspereert nimmer". De schr. schetst in enkele sobere woorden een tweetal beelden, door hem zelf aanschouwd, n.l. het Yserfront in wat er van onafhankelijk België overbleef tijdens den oorlog, en het front bij Verdun. Twee roemrijke plekken, waar de Duitschers het hoofd hebben gestooten. Voor beide, zegt de schr., is weer bewezen, dat in den krijg een grooter gewicht in de schaal wordt gelegd door de moreele dan de materieele factoren. Deze gedachte moge ook ons schragen. Door Generaal Snijders, den Oud-Opperbevelhebber, wordt een overzicht gegeven van „Nederland's militaire positie gedurende den wereldoorlog". Het gedegen artikel geeft een beeld van de ontzaglijke moeilijkheden waar voor Regeering en Legercommando zich telkens weer geplaatst zagen. En 838

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 56