839
ook van de hachelijke oogenblikken welke het Nederlandsche volk, soms
zonder het te weten, heeft beleefd. Onwillekeurig dringt zich de vraag op,
of het dikwijls niet beter zou zijn geweest als de Regèering het volk wat
beter op de hoogte had gehouden. Maar daartegenover staat dat door die
onwetendheid veel onrust is voorkomen.
Ten slotte geeft de generaal Logger eene studie over „De toekomst van
het militair onderwijs". Daarin wordt de wenschelijkheid betoogd van ééne
Militaire Academie, zoowel voor beroeps- als voor verlofsofficieren. Zoo
dat de eerste opleiding van beide groepen gezamenlijk plaats heeft en
dezelfde is. Dit stelsel zou zekerlijk vele voordeelen bieden.
Cavaleristisch tijdschrift. September. Dit nummer wordt geopend met
het vervolg van des heeren Fabius „Het mobiele gevecht".'Van Lawick
behandelt den „marschveiligheidsdienst van de snelle wapens". Oberst
a. D. Waldstatten vervolgt het artikel over Legercavalerie. Behandeld
worden eenige operatieve en tactische opdrachten, die aan moderne leger
cavalerie met meer of minder voordeel kunnen worden opgedragen, zooals:
grensweer, beveiliging en versluiering van den opmarsch, opheldering en
bezetting van bepaalde terreinstrooken door grootere cavalerieafdeelingen
tot zij door infanterie afgelost worden. Daarna volgt een artikel over
„Telefoonpatrouilles bij de cavalerie". Tenslotte een krachtig betoog
van Majoor Gelderman voor „doorzitten" bij het rijden, tevens aanval op
het licht-rijden. Onze bereden kameraden zullen het zeker met belang
stelling lezen.
Marineblad. September. Eveneens een Jubileumsnummer, voorzien van
een portret van Hare Majesteit en een eenigszins in mineur gesteld artikel
daarbij. Het bekende woord van de Ruyter wordt weer eens aangehaald.
Wat helpt het? De „Heeren" denken er nog evenzoo over als vroeger.
En onze Marine zal zeker het leven wagen, waar de Heeren Staten hun
vlag betrouwen.
De inhoud voert ons dan terug in het glorierijk verleden onzer Zeemacht.
Een artikel „Een Nederlandsch Eskader in de Middellandsche Zee,
1651 1653" is gewijd aan het optreden van dit smaldeel, voornamelijk
onder de bevelen van den Kommandeur ter Zee Jan van Galen, die 14
Maart 1653 voor Livorno zwaar gewond werd en den 23en d. a. v. aan zijn
verwondingen overleed.
In „1873-1923" wordt het overzicht over de verrichtingen van de Marine
in dat tijdperk vervolgd.
Het artikel: „Schieten op luchtdoelen" wordt voortgezet. Men krijgt
den indruk, dat de kans voor vliegtuigen om rustig bommen op oorlogs
schepen te werpen, er niet beter op wordt. Als ze „niets terug doen",
zooals bij de Amerikaansche en Engelsche proeven, gaat het vrij goed,
maar als ze zoo onvriendelijk zijn om terug te schieten en andere tegen
maatregelen te nemen, wordt het toch wel bedenkelijk.
Een volgend artikel geeft „Gegist vliegbestek op lange trajecten", een
zuiver lucht-nautische (om het zoo maar eens te noemen) studie.
In het Persoverzicht viel ons op een artikel, overgenomen uit het Alg.
Handelsblad, over het stuk van den heer Behrens in het I.M T. No. 4,
aangaande verdediging van Indië door een luchtmacht. De schrijver kent
groote waarde toe aan het opstel van den heer B. en meent, dat bestu
deering van diens voorstellen aanbeveling verdient. We vestigen er de
aandacht op, dat door ter zake bevoegden twijfel is uitgesproken over de
doordachtheid dier voorstellen. Met name zoude daarin onvoldoende
rekening zijn gehouden met den levensduur van vliegtuigen, den aanschaf
van 100 reserve aan vliegtuigen, de personeelskwestie, de noodige repa
ratie-inrichtingen voor zulk een luchtvloot, ook al weer met een talrijk
personeel, de verdediging van de vliegkampen, enz.
De Militaire Spectator. October. Een nuttig werk heeft de kapitein Van
der Vijver verricht door de publicatie van zijn studie „Toegepaste tactiek".
We zullen hier op de studie zelve niet verder ingaan, daar men er zonder
kaarten en oleaat toch niets aan zou hebben, maar wel willen we de