2. ONTWIKKELING VAN DE DENKBEELDEN OMTRENT HET
INRICHTEN VAN STELLINGEN, door H. G.
(Slot)').
In het begin van 1916 verschijnt een voorschrift „Le Manuel du
chef de section d'infanterie", dat de tactische inzichten weergeeft.
„A Ia bataille les effectifs engagés sont si nombreux que l'on
„ne peut concevoir que des lignes de combattants continues
„occupant des lignes de tranchées continues".
Hierin hebben we dus de definitieve aanne
ming van het Duitsche idee.
„La ligne continue ne supprime pas les points d'appui, mais
„ceux-ci doivent être noyés dans un Iacis de tranchées, boyaux,
„fausses tranchées; les points d'appui isolés deviennent des nids
„a bombes; d'autre part, l'absence de ligne continue peut permettre
„l'infiltration entre les points d'appui. La tranchée continue enlève
,aussi aux défenseurs la sensation d'être isole".
Het voorschrift erkent en somt hiermede op de bezwaren, welke
aan de korte loopgraven verbonden zijn en die reeds in den aanvang
van den oorlog leidden tot de doorloopende loopgraven.
Maar, gaat het voorschrift door, „Après la bataille, au contraire,
„sur un front qui se stabilise, se pose le problème d'occuper trés
„solidement Ie terrain en y consacrant des effectifs beaucoup
„moindres. C'est le cas le plus général: il ne comporte plus l'oc-
„cupation constante d'une ligne continue."
De hindernissen moeten echter steeds onafgebroken doorloopen.
De aanleg van de versterkingen wordt geheel beheerscht door
het flankement, want dit maakt het concentreeren van het vuur
mogelijk en daardoor de onbezette ruimten. Een klein schootsveld,
van 100 M. en zelfs minder, is voldoende bij de groote vuursnel-
heid der vuurwapenen, als er ten minste goede hindernissen zijn.
Niet bestreken hindernissen zijn waardeloos.
Gedurende het hevigste bombardement moet waarneming mo
gelijk blijven.
De plaats van de onderkomens wordt bepaald door de mogelijk
heid van aanleg van goede waarnemingsposten.
Onderkomens, die niet spoedig kunnen worden verlaten, zijn
waardeloos; zij moeten dus meerdere uitgangen hebben.
Een sector wordt in den regel bezet door een divisie; hij wordt
onderverdeeld in „quartiers" (voor bataljons) en „sousquartiers"
(voor compagnieën).
De 2de stelling moet op 6 8 K.M. achter de 1ste liggen.
Tusschen deze beide stellingen kan men tusschenstellingen
maken, zooveel als het terrein en de middelen toelaten. Door ijzer
draadversperringen moet het terrein in iedere stelling verdeeld
worden, zoodat de vijand zich daarin als in een net bevindt.
Zie I.M.T, 1923 No. 10 en No. 11.
788