Omtrent aanleg van stellingen op de achterhelling huldigt het
voorschrift dezelfde denkbeelden als de Duitschers.
Van de invoering van de geweergranaten V. B. (Vivien Bes-
sières) vernacht men tot op 180 M. een uitstekende barrage,
waardoor de afstand tot de vijandelijke loopgraven op 150 M.
wordt bepaald.
De ijzerdraadversperringen mogen ook niet meer evenwijdig
aan de loopgraven worden aangelegd, waardoor zij worden ont
trokken aan het daarop afgegeven vuur en tevens het enfileeren
er van gemakkelijker wordt.
De snijdingen van gevechtsloopgraven en naderingsloopgraven
moeten als steunpunten worden ingericht en snel door hindernissen
kunnen worden afgesloten.
Tegen de handgranaten des vijands plaatst men hekken op de
borstweringen.
De oorzaak van het opgeven van het systeem van „centres de
resistance" met groote tusschenruimten was, dat in den slag van
Verdun dit systeem onhoudbaar bleek en de Duitsche aanvallen
onvoldoende tegenhield.
Zeer vaak moesten de troepen in de granaattrechters onder on
gunstige omstandigheden stand houden.
De onmogelijkheid om de voorste linie vast te houden, leidde in
Maart en April 1916 bij Verdun aan Fransche zijde ook tot tegen-
stooten uit de diepte, die z.m. op beide flanken van een binnen
gedrongen vijand werden gedaan.
2 Augustus 1916 erkent de opperste legerleiding, dat de artillerie
in staat is alle onderkende verdedigingswerken te vernielen, maar
dat hare uitwerking veel minder groot is op stellingen, welke,
somtijds geïmproviseerd, minder duidelijke doelen bieden; dat en
kele intacte steunpuntjes of mitrailleurs voldoende zijn om een aan
val tot staan te brengen; voorts dat onmiddellijke tegenaanvallen
den toestand kunnen redden, maar dat zij zelden onder gunstige om
standigheden worden verricht, daar de reserves hetzij reeds van
den aanvang af onder vuur worden genomen, hetzij door spervuur
worden tegengehouden.
De nota wijst er op, dat een en ander leidt tot de noodzakelijk
heid van een diepe échelonneering der verdedigingsinrichtingen;
tot zorgvuldige maskeering, en tot bouw van krachtige onder
komens.
Daaruit volgt, dat de bezetting van de voorste liniën, en in
beginsel ook van de voorste stelling zwak moet zijn; de voorste
linie is niet meer dan een veiligheidslinie.
Verder moeten de mitrailleurs, geweermitrailleurs (welke hun
intrede gaan doen) en waarnemingsposten, dus de voornaamste
verdedigingsmiddelen, niet in de loopgraven zijn opgenomen, maar
afzonderlijke werkjes vormen.
798