len, dat de compagnies-commandant er 3 onder zijn bevelen heeft Van deze 3 zijn er dan als regel 2 in voorste linie. Heeft een bataljon nu 2 compagnieën in voorste linie, dan zijn er dus in dat front 4 secties voorop en 2 daarachter. Plaatst de bataljons-commandant nu 1 compagnie in tweede linie en 1 in derde, dan heeft hij eene soepele, diepe opstelling. Deze is zoowel geschikt voor het aanvullen van de voorste linie als voor het manoeuvreeren in de beschikbare ruimte. Was het beschikbare aantal secties verdeeld over 3 compagnieën van 4, dan zouden er minder beschikbaar zijn voor het manoeuvreeren: van elke com pagnie was dan de 4e sectie daarvoor verloren. Herhaaldelijk zal het geval zich in den bewegingsoorlog voor doen, en vooral in de grillige terreinen, die wij kennen, dat het eene bataljon een 400 500 M. verder gekomen is, dan het andere. Dan kan de bataljons-commandant, wiens troep niet verder kan, zoolang het andere bataljon nog achter is, eene compagnie benutten voor de aanvulling in de eigen strook en met de andere ageeren tegen den aangrenzenden vleugel van het nog standhoudende deel der vijandelijke stelling: een schuin uitgaande aanval. Zoo helpt hij het nevenbataljon en gelijktijdig daardoor zich zelf. Hadden de 4-sectiën-compagnieën nog eene sectie over, dan zouden deze in het moderne vuur van den verdediger onmogelijk terug genomen kunnen worden voor bovenbedoelden schuinen aanval. Er zou dan eene andere compagnie van weder 4 secties voor moeten worden aangewezen. Het ligt dus in den aard van het moderne gevecht, in het op treden van de compagnie, in de mogelijkheid der gevechtsleiding door den C.-Cdt, dat de Cie niet sterker zij dan 3 secties. Voor het bataljon is eene 4-declige indeeling ter wille van de manoeuvreer mogelijkheden noodig. De opstelling van het bataljon op 3 liniën is dus normaal. De achterste compagnie kan, omdat zij nog het verst van den vijand is, beter het terrein benutten, is in het terrein bewegelijker, dan wanneer zij ook in de tweede linie geplaatst was. De bat.-cdt kan zich normaal in de tweede linie bij die compagnie ophouden. Deze moet hij in de han 1 houden, de volgende ontloopt hem niet. Was hij bij de achterste, dan zou er groot gevaar bestaan, dat de compagnie der tweede linie uit de hand raakte, naar voren er van door ging. - - Wilde men nu het bataljon samenstellen uit 3 driedeelige com pagnieën dan zou, om het bataljon toch op 3 liniën te doen strijden, er slechts eene compagnie in voorste linie kunnen zijn. Alzoo 3 van de 9 secties. Bij het 4-deelige bataljon kunnen er twee com pagnieën voorop zijn, dus 6 van de 12 secties. De frontbreedte zou in het eerste geval slechts de helft zijn van die in het tweede. Daar zouden dus twee bataljons naast elkaar komen, of 18 secties, met 6 in front. Waar nu de volgende secties niet meer, gelijk vóór 19.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 19