'14 de gedachte was, noodig zijn voor het verdichten van de
voorste lijn, zou een 3-deelig bataljon niet voeren tot een econo
misch gebruik der tactische krachten.
Dat de driedeeling wellicht ook financieel economisch is,
kan een voordeel geacht worden, dat hier niet behoeft te worden
nagegaan, doch dat een gelukkige omstandigheid is in het belang
der tactiek. Wat in het algemeen een uitzonderingsgeval mag
heeten.
3. HET OPLOSSEN EN VERSPREIDEN DER SECTIE,
door M. R. H. Calmeyer.
De bestudeering en toepassing, dit laatste als instructeur eener
militie-afdeeüng, der in het 3e wijzigingsblad op „R. I. I." neer
gelegde regeling betreffende het oplossen en verspreiden eener
sectie, heeft mij, afgezien van de in het I. M. T. reeds besproken
technische onvolmaaktheden, de overtuiging gegeven, dat wij ons
hiermede nog steeds op een door de oorlogservaring als onbruik
baar verlaten pad bevinden en wel ditmaal daartoe niet gedwon
gen door onze achterlijke bewapening. Immers, zooals reeds voor
jaren de compagnie niet meer op vaste co's tot regelmatige ge-
vechtsvormen ontwikkeld werd, vormen en bevelen welke slechts
ten deele nog voor paradedoeleinden voortleven, zoo bleek dit in
den afgeloopen oorlog ook voor de sectie niet meer mogelijk.
Ons „G. V. I." 1923 blijkt in noot (1) bij p. 14 dit inzicht te
deelen, doch de daaruit voortvloeiende consequenties worden in
hoofdstuk III van „R. I. I." geenszins aanvaard. Terwijl volgens
deze noot de gr. ct. de man is, die het eigenlijke gevecht voert en
de formatie voor zijne groep kiest, welke voor iedere groep eener
sectie verschillend kan zijn, legt „R. I. I." de sectie een keurslijf
aan, hetwelk den s. ct. slechts het aannemen van 3 formaties toe
staat, n. 1. de brigades in colonne met tweeën naast elkaar (p. 107),
de groepen in colonne met éénen naast elkaar (p. 107a) en de
groepen verspreid naast elkaar (p. 111 en 112); in dit laatste
geval moeten als regel tusschen de groepen dezelfde ruimten ge
nomen worden als tusschen de manschappen (p. 110), zoodat
instede de onregelmatige tirailleurlinie, door genoemde noot
geëischt, weder de oude regelmatige linie van schutters op één
gelid op onze oefenterreinen opduikt.
Daar het nog steeds verboden is op eenigerlei wijze af te wijken
van het reglement, is de beoefening der tallooze andere vormen,
welke tijdens de verschillende gevechtsphasen wenschelijk kunnen
zijn, onmogelijk. Hierin verandering te brengen, door toevoeging
van een aantal nieuwe co's, ware een verwerpelijk lapmiddel. De
soepelheid, welke een sectie noodig heeft, voor hare, door den
LM. T. 1923 No. 9.
20