De Det.-Cdt besluit de troepen tot 6 uur te laten rusten, behalve
de cavalerie, die ter verkenning en tevens ter beveiliging van den
opmarsch vooruit gezonden wordt. Daarbij geeft hij nadrukkelijk
een lijn aan, tot welke de cavalerie vooruit gaat en op welke zij
blijft waarnemen. Verder optreden voorbij die lijn is niet de taak
van de detachements-cavalerie. Het melden van kleine bewegingen
voorbij die lijn heeft geen nut, groote bewegingen moeten gemeld
worden door de legercavalerie en den vliegdienst. De strategische
verkenning is de taak der legercavalerie, hoewel daar, waar geen
legercavalerie voor het front is, de verkenning op grooten afstand
ook aan de tot eene troepenafdeeling behoorende cavalerie kan
worden opgedragen, als de toestand zulks vordert. Thans acht
de Det.-Cdt het voldoende, als de naderingen tot een bepaalde lijn
gemeld worden. Geeft de Det.-Cdt zulk een lijn niet op en laat
hij het optreden geheel over aan het inzicht van den p.elotons-cdt,
dan bestaat groot gevaar, dat deze doorrijdt en hier of daar ver
dreven wordende in een ongunstige richting, niet veel meer weet
te melden, dan dat zijn paarden vermoeid zijn. Er wordt wel eens
te veel gevreesd voor hetgeen men ten onrechte dan noemt „ingrij
pen in de bevoegdheden der ondercommandanten". Er is hier te
meer reden voor den Cdt, om zijn wil eenigszins uitvoeriger kenbaar
te maken, omdat hij op de uitvoering in het geheel geen controle
meer heeft.
Men bedenke toch, dat verkeerd gebruik van bevoegdheden het
plan van den cdt die onder alle omstandigheden toch de ver
antwoordelijke man blijft in de war kan sturen. En de opleiding
dan? zal men tegenwerpen. Ja, als de cdt zijn menschen kent en
weet dat zij in zijn geest zullen handelen, dan is de kwestie in
orde. Maar dan is dat opleiden iets geweest, dat feitelijk tot het
zelfde resultaat voert, als nu het veroordeelde „ingrijpen in de
bevoegdheden". Men wachte zich natuurlijk voor overdrijving door
het vaststellen van allerlei details, doch die fout moet onderschei
den worden van het geven van zoodanige orders, dat men verzekerd
is van een uitvoering overeenkomstig den eigen wil. V. V. pt 34(2)
wijst er op, hoe het noodig kan zijn, er mede rekening te houden
voor wien het bevel bestemd is. Bij onvoldoende persoonlijke
bekendheid rekene de bevelvoerende veiligheidshalve wat naar zich
toe. Ook bevelen is prévoir.
Zoo gelast dan hier de Det.-Cdt, dat de cavalerie na het bereiken
van de lijn NW door G. Oea 's vijands naderingsgelegenheden
zoo lang mogelijk door staande patrouilles zal observeeren. (De
woorden „zoo lang mogelijk" zijn hier niet ten onrechte gebruikt
(wat meestal wel het geval is, V. V. 39—1) en dienen enkel om
aan te geven, cut nu weer niet gedacht moet worden, dat de cava-
leriepatrouilles zich moeten laten afsnijden op een vaste plaats).
3 KM. noord van den Pr. Kembang.
50