5) Het beloop der hoofdweerstandslinie moet aan de artillerie nauwkeu
rig bekend zijn.
6) Voor de verdeeling en het gebruik der artillerie is de keuze van
goede waarnemingspunten nog belangrijker dan de keuze der stellingen.
De hoofdweerstandsiijn wordt dienovereenkomstig daarvoor gebogen.
Gestreefd moet worden naar een ruimen blik over het terrein, waarin
de infanterie zal vechten, zoowel achter de voorste linie als ver naar
's vijands zijde. Kan daarbij een inzicht verkregen worden in het terrein
der vermoedelijke artilleriestellingen, des te beter, doch dit zal in den
regel wel niet mogelijk zijn.
7) De batterijen moeten in de diepte geëchelonneerd worden.
Daardoor wordt verdeeling van het vijandelijk artillerievuur verkregen.
Het kan verder doelmatig zijn enkele stukken speciaal voor de nabij-
verdediging (vakartillerie in onze G. H.) ver naar voren te schuiven,
die goed gedekt en ingegraven op te stellen en tot het laatste oogen-
blik te doen zwijgen. Dan kan tevens het infanterie-geschut bewege
lijk gehouden worden.
In de batterij moeten de stukken met groote onregelmatige tusschen-
ruimten en geëchelonneerd worden opgesteld Minder door zwaar graaf
werk dan door bewegelijk gebruik en uitstekend maskeeren moet
dekking worden verkregen.
Reeds een eerste blik op de kaart wijst het terrein tusschen
den Pr. Tjampaka en de ng van Pr. Rembang aan als het meest
geschikt om den aanvaller tegen te houden. De steile hellingen aan
's vijands zijde vormen de natuurlijke hindernissen, die het bruik
bare aanvalsterrein belangrijk versmallen. Van de hooge ruggen
moet een goed inzicht in het voorterrein te krijgen zijn, terwijl de
Tjampaka en de heuvel Z. van pl. 3, benevens de neus N. van Bab.
Tjiboeëuk (A 111) dekking voor artillerie stellingen geven, zelfs
tegen den hoogen uitlooper O. van den Pr. Rembang (bij de ang).
Echter valt van het standpunt van den AB. op de Sirahsadi het
overzicht niet mede. Hij zal zijn persoonlijke terreinverkenning tot
een lijn NO. door Pr. Tjampaka moeten uitstrekken. Als tegen 7
uur de infanterie in de bevolen lijn zal zijn aangekomen moeten
de nadere bevelen gereed zijn en mag het niet voorkomen, dat
daarop gewacht moet worden. Doelloos wachten te voorkomen is
een der verplichtingen van eiken aanvoerder. Het is het meest
werkzame middel om het vertrouwen van de troepen in hun aan
voerders levendig te houden. Zien of voelen zij want de troep
voelt instinctmatig dat de commandant draalt en aarzelt met het
geven van bevelen (iets, waaraan onafscheidelijk een zekere mate
van zichtbare onrust en teekenen van ongeduld, na het geven dier
bevelen, zijn verbonden), dan schaadt dit het vertrouwen. Behoeven
de troepen niet op orders te wachten, dan geeft dit hun het gevoel,
dat zij op de leiding kunnen staat maken.
Zie Rohrbeck blz, 297 of het Duitsche voorschrift Veldversterkings-
kunst 1923 i pt. 51-
Door handige celluloidplaten (kaarthoekmeters met ruitverdeeling) kun
nen rekenbezwaren van den O. C. verlicht worden.
52