het geval van uitersten spoed nemen, doch alle binnenkomende gege vens en aanvragen worden in den geest van den tijdelijk afwezigen commandant verwerkt. Bovendien kent men diens standplaats en zendt zoo noodig berichten per ordonnans verder. Op deze wijze kan het bedrijf in een commandopost rustig zijn verloop hebben. Veelvuldige verplaat sing moet vermeden worden. Verplaatsing mag niet geschieden voor de nieuwe verbindingen zijn gelegd. Dan dient iemand achter te blij ven om ordonnansen enz. terecht te wijzen, tot aangenomen kan wor den, dat iedereen van de verplaatsing op de hoogte is. Deze beginselen gelden niet alleen voor groote staven, doch ook in kleine verhou dingen. Het is verkeerd, dat b. v. bij een bataljon de Bat. Cdt. en de adjudant gelijktijdig afwezig zouden zijn. De commandopost moet zoover naar voren liggen, als kan zonder de berichtenverbindingen naar voorwaarts en zijwaarts aan het werk zaamste vuur bloot te stellen. Verder moeten uit den staf officieren naar overzichtelijke punten gezonden kunnen worden. De organisaties moeten daarop zijn berekend. Officieren aan de onderdeden ont trekken werkt schadelijk, De post van den AC. moet dicht bij dien van den AB. zijn. Steeds daarvoor eenzelfde plaats te nemen is verkeerd: het geeft te veel opeenhooping van toegevoegd personeel. Dit moet voorkomen worden Een strenge orde moet ook op een commandopost gehandhaafd worden. Streng moeten alle personen worden geweerd, die geen directe bemoeienis met de gevechtshande lingen hebben. Dat verwekt onrust en benadeelt het werk. Bij Bab. Tjiboeëuk kan artillerie op grooten afstand in W. richting vuren en tevens aan de nabijverdediging deelnemen. De neus Tjiboeëuk in het N. en de Pr. Djati in het W. met de be groeiing in de onmiddellijke omgeving maken die stelling nagenoeg onvindbaar. Een groote doode hoek W. van de Pr. Djati kan door infanteriegeschut N. van de p van Tjipanas worden bestreken. Een tweede goede stelling blijkt bij Tjitimboen (pl. 3) te liggen, behoudens weer denzelfden dooden hoek. Ten ZW. of NO. zijn bijna overal goede stellingen. Echter hebben alle hetzelfde bezwaar, dat W. van de Pr. Tjampaka en de Pr. Soekabarang een groote doode hoek ligt. Daarom gelast de AB. nog een verkenning naar pl. 5, W.van Pr. Leuweungtiis (BH). De cdt der genie wordt mede- gezonden óm na te gaan, welke verbeteringen moeten worden uit gevoerd aan den daarheen leidenden, voor veldartillerie vermoe delijk niet geheel geschikten weg. Daar hij niet bereden is, moet een van de ordonnansen der verkenningspatrouilles afstijgen en zijn paard tijdelijk aan den luitenant der genie afstaan. Deze krijgt schriftelijk het bevel, met de verkenningspatrouille mede te rijden en zijn beide secties t. n. o. ter plaatse te laten wachten. In afwach ting van de resultaten van deze verkenning geeft de AB. op grond van de reeds genoemde gegevens den AC. de volgende verdeeling van de artillerie op: „1 batterij in bewakingsstelling Z van Rab Tjiboeëuk norm. taak m. en g.; extra taak nabijverded.; strook voor beide taken: ng van Pr. Kembang Pr. Tjampaka. 1 batterij in bewakingsstelling Tjitimboen; normale taak m. en g.; norm. strook rtg van Pr. Kembang Pr. Djati; extra taak nabij- 56

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 56