62 Peace with Germany", biz. 139-253, Washington Governement Printing Office 1919). Intusschen blijft het een open vraag, waarom tusschen de beide Regeeringen een overeenkomst werd gesloten, hoe onschuldig van inhoud dan ook, waarin de verhouding tot China werd behandeld, zonder dat de Regeering van laatstgenoemd land daarin ook maar zijdelings werd gekend. En erkend moet worden, dat Japan onder bepaalde omstandighe den, zijn eigen lezing hoe onjuist deze dan ook mocht zijn propagee- rende, de overeenkomst als wapen tegen China had kunnen hanteeren. Schr. herinnert er dan nog eens aan, dat de Washington-Conferentie het boven den Grooten Oceaan opkomende onweer geenszins blijvend heeft bezworen. Inderdaad, de toestand blijft nauwlettende aandacht waard. Dan volgen eenige beschouwingen omtrent de Britsche Rijksconferentie, de vijfde Pan-Amerikaansche Conferentie en de verhouding tusschen Ame rika en de Philippijnen. Het behoeft niet nader te worden aangetoond, dat handhaving van de huidige verhouding voor ons van het hoogste belang is, al heeft de Washington-conferentie Amerika in het zeegebied der Philip pijnen ook tot onmacht gedoemd. Uit een artikeltje over „De legerhygiene op de internationale hygiënische tentoonstelling te Straatsburg" halen wij, zonder commentaar, het volgende aan „In de na te noemen oorlogen sneuvelden door middel van: geweerkogels granaten 90% 9% Fransch-Duitsche oorlog 1870-1871. 86 14 aan Russische zijde 1904. 24 68 aan Fransche zijde in 1918." In „De Belgen in Duitsch-Oost-Afrika (1916-1918)" wordt bijzondere aandacht gewijd aan het verplegings- en transportvraagstuk. Terecht waar schuwt de schr. ertegen, de gedurende dien veldtocht opgedane ondervinding voetstoots te aanvaarden als grondslag voor maatregelen, op Java te nemen. F. de Bakker vervolgt zijn studie over het „Onderling Ondersteuningsfonds". T. heeft weder eenige iaadjes „Uit de oude doos" uitgetrokken en zijn oog is daarbij gevallen op gewichtige documenten betreffende bezuiniging, conduites, wetenschappelijke bijeenkomsten, rijlessen voor onbereden offi cieren, jeneververstrekking, eetketels, stokken voor korporaals-tamboer, dichtkunst in het leger en speldegeld voor korporaals in 1795. De Kapitein der Intendance H. van Ree vraagl aandacht voor zijne denk beelden inzake „Voeding in garnizoen", welke belangrijk blijken af te wijken van die van zijn collega Waal (Orgaan N. I. O. V. Sept.). Ten slotte de rubrieken „Uit pers en periodiek" en „Uit den Volksraad". M. B. 8. OVERZICHT DER NEDERLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN. Cavaleristisch Tijdschrift. October. Het artikel „Het mobiele gevecht" door Fabius wordt in dit nummer beëindigd. Oberst Waldstatten vervolgt zijn studie over Legercavalerie. Hij geeft wederom verschillende wijzen waarop leger- cavalerie gebruikt kan worden, zooals voor tactische inwerking op's vijands legervleugel, als flankdekking van een leger, als bezetting van een interval tusschen 2 legers van een legerfront, in het gevechtsfront van een leger, als mo biele reserve, voor de vervolging, als dekking van den terugtocht na een ver loren slag en ten slotte voor „raids" en demonstraties. W. geeft eenige losse gedachten over verkennings- en gevechtsoefeningen. Majoor Gelderman beëindigt zijn vroeger reeds vermeld „Wederwoord" over de beteekenis van het licht rijden en andere rijkunstige bijzonderheden. Ten slotte een artikel over de vraag, hoe men de gebruikswaarde van ons militaire paard kan verhoogen. De schr. waarschuwt o. a. tegen overdreven zorg voor de paarden,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 62