63 waardoor ze verwend worden en in geval van oorlog als eerste slachtoffers zullen vallen. De Verlofsofficier. September. In dit nummer (Jubileum-nummer, versierd met een portret van H. M. de Koningin) heeft de oud-opperbevelhebber, Generaal Snijders, onder den titel „Waar moeten wij heen'' een artikel ge schreven over de beteekenis van het instituut der reserve-officieren. Na er op te hebben gewezen, dat de beroepsmilitairen aanvankelijk niet zeer vriendschappelijk stonden tegenover het reserve-personeel, waardoor het nieuw ingestelde instituut een zeer moeilijke jeugd heeft gehad, zegt hij dat langzamerhand die tegenzin begon te verminderen, l och is dit niet de oorzaak geweest van het eindelooze tobbende schuld daarvan lag bij de regeering, die volgens den Generaal voortdurend in gebreke is gebleven om het instituut op zoodanige leest te schoeien, dat het werkelijk aanzijn bestemming kon voldoen. Daarna een overzicht over de geschiedenis van het instituut met de conclusie, dat de toestand nog steeds ten eenenmale onvoldoende is. Vandaar dat de schr. vraagt: „waar moeten wij heen?". Hem staat de richting, die gevolgd zal moeten worden, in groote trekken voor den geest. Hij geeft zulks weer in een zevental punten. In het kort zijn deze: algemeene kade; plicht; om bezuinigingsredenen zal de kern van beroepsofficieren nog wel meer moeten worden ingekrompen en wel tot het noodige aantal instructeurs; het vaste korps beroepsofficieren en-onder officieren worde uitsluitend gevormd uit verlofs-idem idem; het reservekader worde afgeschaft; verder nog aanwijzingen omtrent duur van de opleiding en herhalingsoefeningen en wettelijke verplichting voor werkgevers, hun werknemers in de gelegenheid te stellen aan hun militaire verp'ichtingen te voldoen. De Verlofsofficier. October. Onze aandacht wordt getrokken door een artikel van den heer Brieg omtrent de splitsing van de officiersopleiding in een wetenschappelijk en een practisch gedeelte. Naar aanleiding van het feit, dat er een commissie is benoemd om de opleiding van de verlofsofficieren te herzien, neemt de heer B. ook de opleiding van de beroepsofficieren in beschouwing. Want ook die voldoet niet, naar zijne meening. Zijns inziens moet het programma van de K. M. A. worden ontlast van verschillende practische oefeningen. Deze inrichtingmoetnaareen rustige wetenschappelijke opleiding streven, en dat is onmogelijk zoolang men daar ook de practische opleiding heeft te verzorgen. Hij voelt meer voor het plan van de Staats commissie van 1910, die voorstelde de practische opleiding een eenjarige, buiten de Academie, te doen zijn; de verdere theoretische opleiding zou dan daarna aan de K. M.A. plaats hebben in twee jaren. De beste oplossing wordt naar zijne meening bereikt, door de practische opleiding te doen plaats hebben aan de scholen voor verlofsofficieren. Dan hebben alle offi cieren, zoowel beroeps- als verlofsoffn, dezelfde practische opleiding, hetgeen inderdaad groote voordeelen biedt En bovendien verkrijgt men nog het niet te onderschatten voordeel, dat er contact is tusschen de beide catego rieën in de jeugdjaren, waarin het gemakkelijkst de banden van vriendschap worden aangeknoopt. De heer B. is een voorstander van het trekken der beroepsofficieren uit de verlofsofficieren en vaandrigs. Zij, die beroeps officier willen worden, hebben dan gelegenheid het métier eenigszins te leeren kennenvalt het tegen in het eerste jaar, dan kunnen ze er gemakkelijk van af„z'en- Omgekeerd kan het voorkomen, dat een jongmensch, dat aan vankelijk slechts de bedoeling had verlofsofficier te worden, den smaak beet krijgt en de verdere opleiding voor beroepsofficier gaat volgen. Dan heeft men zeker goede krachten. Het denkbeeld is niet nieuw, doch zeker alle overweging waard. M litaire Spectator, November. „Over vuurconcentratie en nog wat" han delt een artikel van den cdt van de IVde Art. Brigade. Daar volgens den schr de (Ned.) voorschriften niet verder gaan dan het geven van eenige algemeenheden over de vuurconcentratie van artillerie, acht hij het niet overbodig een nader onderzoek in te stellen naar de beteekenis, de toe passing en de uitvoering van vuurconcentraties.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1924 | | pagina 63