64
Omtrent de beteekenis deelt hij mede, dat vuurconcentratie een tactisch
beginsel is, n.l. het samentrekken van krachten om plaatselijk door over
macht een succes te kunnen behalen. Vervolgens geeft hij een historisch
overzicht van de evolutie van dit tactisch beginsel. Wat den grooten
oorlog betreft wordt vermeld, dat men in het begin voor de vernieling
van een batterij slechts één batterij beschikbaar stelde, die er dan, met
behulp van vliegerwaarneming, ongeveer 2.'/z a 3 uren voor noodig had.
Aangezien in dien tijd aflossing van den vlieger noodig was, en de aflosser
dan gewoonlijk niet op de hoogte was, zoodat men niet tot een resultaat
kwam, werd zulk een vuur later door twee batterijen afgegeven. Dan
duurde het gemiddeld niet langer dan 1 V2 uur- In 1918, toen de Fr. over
voldoende snelvurend middelbaar geschut beschikten, was men zoover dat
door 4 a 5 batterijen de voor vernieling van een vijandelijke batterij be-
noodigde munitie in ongeveer 5 minuten kon worden verschoten.
Op de technische beschouwingen betreffende uitvoering van het vuur
zullen wij hier uit den aard der zaak niet ingaan. Als benoodigd voor de
vernieling van een batterij geeft schr. aan: schoten van 7 cM. veld±650;
van 12 cM. Hw. 500; van 15 cM. Hw. 350. Zou een zeker doel b. v.
1500 schoten van 7 veld vorderen en zijn er beschikbaar 3 batt, van 7
veld, 3 batt. van 12 Hw. en 2 batt van 15 Hw, dan moet elke veldbatt.
250 schoten, elke 12 Hw batt. 125 schoten en elke 15 Hw batt. 42 schoten
afgeven (als ze alle even lang aan het vuur deelnemen). Voor de vernie
ling van het doel. is dan ongeveer 11 a 15 minuten noodig, aangezien de
benoodigde vuursnelheid niet gedurende de theoretisch te berekenen be-
noodigde 8 minuten kan worden volgehouden. Men zal dus met 2 of 3
vuurstooten moeten werken.
Hoezeer modern snelvuurgeschut met hulpmiddelen om ruim en vlug
van richting te veranderen, van belang is om snel opvolgende vuurcon-
centraties van groote kracht te kunnen geven, zoo acht de schr., o. m.
naar aanleiding van ervaringen in Oldebroek opgedaan, de behoefte aan
concentratie grooter, naarmate het geschut langzamer is. Bovendien merkt
hij op, dat hoe zwakker de artilleristische kracht is, hoe meer gebruik
moet worden gemaakt van samentrekking dier krachten om aldus een
overwicht te kunnen verkrijgen „Vuurconcentratie is dus het moge eenigs-
zins paradoxaal klinken bij uitnemendheid het strijdmiddel van den zwak
kere". Aldus het slot van het interessante artikel.
Door den heer Mussert, kapitein der Torpedisten, wordt een artikel
geleverd over de eischen die te stellen zijn aan een oefeningsterrein met
havencomplex van een bevaren korps Hij geeft daarin nuttige wenken,
gegrond op jarenlange ervaring, hopende dat die behoorlijk in overweging
zullen worden genomen, wanneer 's lands geld op het door hem behandelde
gebied moet worden besteed.
De heer Polis bespreekt een in het vorig jaar verschenen Fransch boek,
„Les chemins de fer francais et la guerre", waaruit overtuigend blijkt de
zeer groote beteekenis, welke de spoorwegen in den grooten oorlog hebben
gespeeld, niet alleen voor de verpleging en aanvoer van krijgsbehoeften,
doch ook voor vervoer van troepen ten behoeve der operatiën.
„De strijd tegen ijzerdraadversperringen, meer in het bijzonder in het
licht van de ervaringen van den wereldoorlog" is de titel van een artikel
van den kapitein der Genie Van den Berg.
Wij lezen daarin dat de Duitsche industrie tijdens de oorlogsjaren een
hoeveelheid van 1 270 millioen KG prikkeldraad heeft afgeleverd, dat is
voldoende om de geheele landgrens van Duitschland in zijn omvang van
voor den oorlog met eene versperring van 65 M. breedte af te sluiten.
Onder de beloften die de muitende Fra.ische troepen in 1917 wisten af
te dwingen, behoorde onder meer, dat geen inf. aanvallen meer zouden
worden ondernomen, voordat de Duitsche loopgraven en de daarvoor
gelegen ijzerdraadversperringen zouden zijn vernield. Het spreekt wel van
zelf, dat alles in het werk werd gesteld om middelen te vinden deze
versperringen, die van zoo groot belang bleken, op te ruimen.