67
De aandacht wordt nog gevestigd op „Emploi tactique de l'infanterie".
Naar aanleiding van krijgsgeschiedkundige voorbeelden en aan de hand van
de (Belgische) voorschriften komt de schr. tot de volgende slotsom:
Om den vijand schaakmat te zetten, daar waar men zijn weerstand wil
breken, moet de inf. haar vuur concentreeren en haar wapens in massa inzet
ten.
De mitr. is het wapen bij uitstek geschikt om vuurconcentratie mede te
verkrijgen.
Indirect gericht vuur (voor de mitrs) is heel aardig, maar men beschouwe het
nooit als meer dan als een middel om den tijd, dat de mitrs. in werking kunnen
zijn, wat te verlengen.
Men dient het denkbeeld, dat vuurconcentratie op groote afstanden even
veel effect zou sorteeren als op korte afstanden geheel te verwerpen.
Om de maximum uitwerking te geven bij vuurconcentratie moeten de
mitrs hoogstens op 600 M. van het doel afstaan.
In een slotwoord keert de schr. zich nogmaals tegen de voorstanders
a outrance van indirect gericht vuur en zegt dat het normale vuur direct
gericht zal moeten zijn. Bovendien keert hij zich tegen hen die a priori
de mitr.-compn willen splitsen over de compn inf. Naar zijne meening
zal er wel degelijk dikwijls reden zijn de mitr.-compn in haar geheel in
te zetten, met name om vuurconcentratie te verkrijgen.
Revue Militaire Suise. October. Het belangrijkste artikel van dit nummer
is getiteld: „Une légende". Met als ondertitel: „La faillite de la fortifi
cation permanente pendant la grande guerre".
De schr. herinnert er aan, hoe door de gebeurtenissen van 1914, nl. den
val van tal van te voren als onneembaar geachte vestingen, het vertrouwen
in duurzame versterkingen erfistig was geschokt. De publieke opinie had
al heel spoedig haar oordeel klaar, dat luidde: „de vestingen hebben
afgedaantegen het moderne zware geschut is toch niets bestand". Ook
in vakkringen was men wel een weinig ontdaan door de gebeurtenissen
en ook daar kon men de bovenstaande leer hooren verkondigen. De ver
dediging van Verdun opende echter den militairen al vrij spoedig de
oogen. Het hing er maar van af hóede verdediging werd gevoerd, dat
begon men al gauw in te zien. Echter bleef nog vrij algemeen de opinie,
dat vestingen hunne waarde hadden verloren, gelden. Vooral de kleine
staten, die jaren lang groote bedragen hadden geofferd voor hun vesting
stelsels, zagen met schrik den gang der gebeurtenissen van 1914. Volgens
den schr. heeft de val van de Belgische vestingen een doorslaanden
invloed gehad op het besluit tot déclassificeering van het landfront van
Kopenhagen. Zooals men weet is de toekomstige waarde van ons Neder-
landsche vestingstelsel meermalen een onderwerp van ernstige bespre
kingen geweest in Volksvertegenwoordiging en Krijgskundige Vereeniging.
De voorzichtige Nederlandsche aard heeft, in dit geval gelukkig, van tè
haastige besluiten afgehouden.
De schr. wijst er op, dat er gedurende langen tijd geen andere gegevens
over de verovering der verschillende vestingen waren dan de verslagen
van Duitsche zijde, die natuurlijk zeer eenzijdig waren en er op gericht
den indruk te vestigen, dat weerstand hopeloos was, daar er niets bestand
was tegen de kanonnen van 30,5 en van 42 der Centralen. Foto's van de
tot puin geschoten vestingwerken, (die later voor een aanzienlijk deel
falsificaties bleken), moesten den indruk, dat geen enkel permanent werk
het tegen het moderne zware geschut kon opnemen, versterken. Deze
opzet van Duitsche zijde is volkomen gelukt. De wereld heeft zich langen
tijd laten suggereeren, doch nu is langzamerhand de waarheid doorgedron
gen en nu blijkt het dat permanente werken nog geenszins hunne waarde
hebben verloren. Alleen, en dat spreekt wel van zelf, er moet rekening
worden gehouden met de veranderde omstandigheden op technisch gebied.
Daarna gaat de schr. een overzicht geven van de gebeurtenissen van
de eerste oorlogsjaren. Hij neemt den val der vestingen Luik, Namen,
Maubeuge en Verdun in beschouwing. Verschillende forten werden ont-